Nu in de regio: Kraanvogel
De familie Gruidae, alias de kraanvogelfamilie omvat 15 soorten, verdeeld over twee onderfamilies. Het zijn allemaal grote waadvogels met een lange hals en ze komen in bijna alle werelddelen voor. Kraanvogels vind je gewoonlijk in moerasgebieden, aan rivieroevers, alsook op akkers en drassige graslanden. Sommige soorten, zoals de Jufferkraan en de Stanleykraanvogel, hebben een voorliefde voor savannen, steppen en meer zulke droge graslandtypen of zelfs halfwoestijnen. Enkele soorten, met name de Zwarte Kroonkraanvogel en de Lelkraanvogel, tref je zowel in droge als in natte milieus aan. Op alle continenten leven kraanvogels, behalve in Zuid-Amerika en op Antarctica. Afrika en Azië kunnen bogen op de grootste verscheidenheid van soorten. Enkele soorten, waaronder de Kraanvogel uit Europa, maken als trekvogel jaarlijks lange reizen tussen de broedgebieden en de winterkwartieren. Kraanvogels staan bloot aan talloze gevaren, meestal direct verband houdend met menselijk handelen. De ergste bedreigingen komen voort uit vernietiging en aftakeling van natte gebieden door ontwatering van moerassen, kanalisatie van beken en door aanlag van wegen. Andere problemen die meetellen zijn de illegale jacht, milieuvervuiling en gebruik van pesticiden. In gematigde en noordelijke landen zijn de kraanvogels in het najaar door voedselschaarste en weerverslechtering genoodzaakt naar warmere oorden weg te trekken. Ze bereiden zich goed voor op de reis door aanzienlijke vetreserves op te slaan, waaruit ze voldoende energie kunnen putten voor zo’n lange vliegtocht. Kraanvogels trekken in grote groepen om beter beschermd te zijn. Alle kraanvogels zijn omnivoor (alleseters). Ze eten niet alleen land- waterplanten, graan, wortels en knollen, maar ook insecten en schaaldieren zoals krabben en garnalen. Doordat ze dol zijn op graan halen ze zich geregeld het ongenoegen van boeren op de hals, die vaak niet aarzelen de vogels af te schieten of ze te vergiftigen. Door hun grootte, de enorme steltpoten en de lange puntige snavel lijken kraanvogels wel wat op reigers, maar die behoren tot een heel andere orde (Ciconiiformes). Kraanvogels verschillen van reigers door hun kale bovenkop, het dichtere, meer gevulde verenkleed en ook door hun wijze van vliegen, met gestrekte hals. Bij vliegende reigers is de hals altijd S-vormig ingetrokken.
“Onze” Kraanvogel valt in de categorie “grootse vogels van Europa”. Ondanks dat grote formaat maakt hij een sierlijke indruk, mede dankzij de fier geheven kop, het fraai-grijze verenkleed en de lange donkere poten. Kraanvogels broeden slechts beperkt in ons land. In de atlasjaren ondernamen minstens 5 (2013), 9 (2014) en 14 paren (2015) een broedpoging. De meeste broedparen broeden in het Fochteloërveen. Daarnaast broeden kraanvogels ook in het Dwingelderveld en incidenteel in het Korenburgerveen bij Winterswijk (Sovon). De trekbaan van het broedgebied naar het overwinteringsgebied raakt de oostrand van ons land, dus zie je hier wel eens groepjes passeren en af en toe houden ze zelfs even halt om te pleisteren. De Kraanvogel broedt in een tamelijk omvangrijk gebied op het noordelijk halfrond; dat broedareaal strekt zich uit van Duitsland en Scandinavië tot het oosten van Siberië. Alle broedpopulaties trekken in het najaar zuidwaarts om te ontkomen aan de koude winters. De broedvogels uit Scandinavië en de Oostzeelanden trekken naar Spanje en Noord-Afrika. Hun trekroute loopt via West-Duitsland en Frankrijk en sluit nog net de oostrand van Nederland en België in. De dieren trekken in groepen, die meestal in oktober en november op weg gaan. Tijdens hun reis vliegen kraanvogels gewoonlijk in linie of V-formatie, wat aerodynamische voordelen heeft en energie spaart. Ze verplaatsen zich vooral ’s-nachts, op een vlieghoogte tussen 500 en 1000 m. Op de trekroute naar Spanje en Noord-Afrika maken de kraanvogels geregeld tussenstops op vaste pleisterplaatsen, die ze elk jaar bezoeken. Mooie voorbeelden zie je nog in Duitsland bij Diepholz en in Frankrijk rond het Lac du Der waar elk jaar duizenden kraanvogels neerstrijken. De Kraanvogel is in heel Europa een beschermde soort. De voornaamste zorg gaat uit naar de bescherming van de pleisterplaatsen op de trekroute naar het zuiden. De Kraanvogel wordt tot de grote waadvogels gerekend, vanwege zijn kenmerkende, zeer lange en zwarte poten. Hij houdt het lichaam, met daaraan een lange sierlijke gebogen hals, meestal tamelijk recht overeind. Zijn verenkleed is overwegend in grijstinten uitgevoerd, van asgrijs tot leigrijs. Van het oog loopt een witte band ver naar achteren over de hals. Voorhoofd, kin en keel zijn zwart. Op de kop zit een rode kruinvlek en ook het oog is rood. De staart is kort, maar de vleugels zijn daarentegen zeer lang en vormen, wanneer ze zijn ingevouwen, een wapperende verenbundel achter aan het lichaam. De lange rechte dolk-achtige snavel is groen en geel-grijs. De broedparen vormen zich in april. Het baltsritueel omvat een soort dansje waarbij de partners zich tegenover elkaar stellen en de koppen omhoog werpen. In mei of juni legt het vrouwtje op een grondnest twee of drie eieren, die door beide ouders in ongeveer 30 dagen worden uitgebroed. De jongen zijn nestvlieders en kunnen zich al spoedig zelf redden. Ze hebben, wanneer ze uit het ei komen, al dadelijk een dikke jas van rossig-bruin dons.
Dick Slaa