Nu in de regio: Nachtzwaluw
In de nachtzwaluwen familie Caprimulgidae zijn vogels verenigd die op insecten jagen en overwegend in de schemering actief zijn. De familie die ongeveer 90 soorten telt, is bijna overal ter wereld vertegenwoordigd, afgezien van ijskoude poolgebieden en hooggebergten. De soorten zijn enigszins ongelijk verdeeld, want buiten de tropen komen maar 9 soorten voor. Nachtzwaluwen die buiten de tropen broeden, zijn door hun voedselkeuze gedwongen trekvogels. Tropische soorten houden er andere methoden op na; zij passen hun rusttemperatuur aan wanneer het een tijdje erg koud of te warm wordt. Wanneer de temperatuur sterk daalt, kunnen sommige nachtzwaluwen zichzelf een of twee dagen in een lethargische toestand (“koude verstarring”) brengen. Vermoedelijk zijn de vogels zo goed tegen deze verstijving bestand doordat ze veel kevers eten. Die bevatten namelijk stoffen die het bloed bij lage temperaturen goed vloeibaar houden. Wanneer het erg warm wordt passen ze een andere vorm van thermoregulatie aan. De nachtzwaluwen spannen dan hun keelhuid uit en brengen die in een snelle trilling. De vogel kan dan bloed naar dat vergrote huidoppervlak omleiden, zodat het daar in contact met de buitenlucht komt en de overtollige lichaamswarmte kan afgeven. Nachtzwaluwen zijn gespecialiseerde insecteneters die eten in de vlucht. De snavel die ze wijd opensperren, is klein met een smalle rand langs de mondspleet waaromheen borstelharen staan die als tastorgaan fungeren, zowel in de vlucht als op de grond. Nachtzwaluwen kunnen als enige vogels ter wereld hun snavel zowel horizontaal als verticaal openen. Ze hebben een bijzonder gewricht in de onderkaak ontwikkeld, waardoor ze de punt van ondersnavel omlaag kunnen klappen.
Onze Europese Nachtzwaluw is een schuwe, wat mysterieuze vogel die hier alleen in broedtijd verblijft. In Zuidwest-Europa leeft daarnaast de Moorse nachtzwaluw van de onze verschillend door een lichter gekleurd verenkleed. Deze broedt op het Iberisch Schiereiland en in Noord-Afrika en af en toe ook in Zuid-Frankrijk, maar bij ons zal je hem niet tegenkomen. Hoewel de Nachtzwaluw een officieel beschermde soort is en hij niet meer het risico loopt direct door mensen te worden uitgeroeid, is de Noordwest-Europese populatie van de Nachtzwaluw in de laatste 50 jaar sterk geslonken, vooral door onttakeling en vernietiging van zijn leefomgeving. Rond 1990 heeft zich een herstel afgetekend. Dit vond het eerst plaats in de overgebleven kerngebieden (Veluwe en Noord-Brabant). Momenteel wordt het aantal broedparen in ons land op 2500-3000 geschat. (Sovon 2018). Nachtzwaluwen zoeken droge, open milieus met een mozaïek van verspreide bomen, struikgewas en lage begroeiing. Daarom vind je ze vaak in heidevelden, licht beboste terreinen en op open plekken in het bos. De Nachtzwaluw vindt soms een toevluchtsoord in zogeheten secundaire habitats zoals kapvlakten of bosranden grenzend aan grasland. De nachtzwaluw is alleen in de schemering en het nachtelijk duister actief, overdag zit hij bijna onzichtbaar te rusten op de grond of op een brede boomtak. Hij gaat daarbij niet dwars op een tak zitten zoals de meeste andere vogels, maar altijd in de lengterichting van een tak. Wil je een Nachtzwaluw zien dan kan je beste een tijdje geduldig op de hei blijven zitten en dan speciaal na zonsondergang op een warme, wind loze avond in mei, juni of juli. De VWU organiseert ieder jaar een aantal avond excursies voor de leden.
De Nachtzwaluw is een zeer herkenbare vogel met zijn grote kop en taps toelopende lichaam; de snavel lijkt erg klein, maar er zit een zeer wijde mondspleet achter. Hij is niet gemakkelijk te vinden, omdat hij door zijn schutkleuren zo volledig opgaat in zijn omgeving. Het overwegend grijsbruine, met zwarte en roestrode vlekjes besprenkelde verenkleed maakt hem bijna onzichtbaar tegen boomschors of dor gebladerte. De zang van de Nachtzwaluw is van verre hoorbaar en verraadt dikwijls zijn aanwezigheid. Daarbij brengt vooral het mannetje (minder vaak het vrouwtje) een laag, snorrend geluid voort, soms minutenlang zonder onderbreking. Nachtzwaluwen jagen in de schemering en het nachtelijk duister op insecten. Daarbij vliegen ze geruisloos rond, telkens plotseling van koers wisselend of naar de grond duikend. Ze happen prooien vliegend op in hun wijde muil. Op hun menu staan nachtvlinders, dikke kevers, sprinkhanen en krekels. Iets anders dan insecten eten nachtzwaluwen niet; daardoor vertoeven ze maar kort bij ons van eind april tot in september om dan daarna weg te trekken naar Afrika. Na de balts waarbij veel wordt gevlogen kiest het vrouwtje een broedplaats binnen een territorium wat het mannetje heeft afgebakend. Het vrouwtje legt haar roomwitte, grof grijs- en bruingevlekte eieren op de grond in een hoop dor gebladerte en takjes. De jongen komen na bijna drie weken uit; het zijn nestblijvers, wat ongewoon is voor vogels die op de grond broeden. Dat maakt de Nachtzwaluw kwetsbaar voor predatie, waardoor ze actieve verdedigingsmiddelen hebben ontwikkeld. Om rovers van hun nest en jongen weg te leiden maken ze vaak gebruik van de zogenaamde lamme-vleugeltechniek. Vertrouwend op haar voortreffelijke schutkleuren verroert het vrouwtje zich niet, wanneer ze op het nest wordt benaderd; pas op het allerlaatste moment vlucht ze weg over de grond met een slepende vleugel, alsof ze gewond is. Na 18 dagen kunnen de jongen vliegen en na ongeveer zes weken worden ze zelfstandig.
Dick Slaa