Nu in de regio: Boomvalk
De meeste trekvogels keren al in maart of begin april in West-Europa terug, maar de Boomvalk komt meestal pas eind april of begin mei in onze streken aan, tegelijk met de doortrekkers die dan nog verder moeten vliegen. De Boomvalk overwintert in zuidelijk Afrika. De wintermaanden brengen ze dan door in savannegebieden met verspreide boomgroei of in vochtige bossen en moerassen. In Afrika voeden ze zich vooral met termieten en sprinkhanen. Het is een schaarse broedvogel in geheel Nederland met 750-1000 broedparen rond de laatste eeuwwisseling. Het laatste Sovon vogelonderzoek leerde dat er rond 2015 volgens een voorzichtige schatting nog maar 450-700 broedparen waren! De afname van de broedparen heeft volgens Sovon mogelijk te maken met minder nestgelegenheid (afname Zwarte Kraai in bossen), voedseltekort ( afname Huismus, Ringmus, Boerenzwaluw en Veldleeuwerik) of toegenomen predatiedruk (Havik, Buizerd, Boommarter). Veel is nog onduidelijk, maar 1 ding is zeker: het gaat niet goed met de Nederlandse boomvalken.
De Boomvalk is iets kleiner dan de Torenvalk met smalle spitse vleugels en een korte staart waardoor hij op grote hoogte op een Gierzwaluw lijkt. De volwassen vogel heeft een egaal grijze tot grijszwarte bovenzijde. De lichte onderdelen hebben een forse donkere lengtestreping op de borst, flanken en buik, afstekend tegen witte wangen met smalle zwarte baardstreep en zwarte kopkap. De onderstaart en broek zijn roestrood. Het is moeilijk onderscheid te maken tussen man en vrouw in het veld.(Bijlsma e.a.). De Boomvalk is geregeld te vinden in open landschappen als landbouw- en heidegebieden en in Azië ook in steppegebieden, hoewel hij de aanwezigheid van bosjes, heggen en bosranden zeer op prijs stelt. Hij wordt bijvoorbeeld veel op kapvlakten in bossen gezien. Verder houdt hij zich vaak bij wateren of moerassen op, want daar wemelt het van grotere insecten waaronder de libellen waarop hij graag jacht maakt.
Om te broeden maken boomvalken graag gebruik van oude nesten van kraaiachtigen, maar het is ze vooral te doen om broedplaatsen die zich een flink eind boven de grond bevinden zoals in hoge bomen of in hoogspanningsmasten. Het broedareaal van de Boomvalk is zeer uitgestrekt en loopt van Marokko en West-Europa tot ver in Oost-Azië. De roofvogel is bijna overal in Europa te vinden met uitzondering van Ierland, Noord-Engeland, Schotland, IJsland en delen van Scandinavië. Na de terugkeer uit de overwinteringsgebieden breekt voor de Boomvalk de voortplantingstijd aan. Deze begint met indrukwekkende baltsvluchten, waarna de feitelijke paring plaatsvindt. Onder de aandachtige blikken van het vrouwtje klimt het mannetje boven de boomtoppen uit om duikend en steil optrekkend een vogel te vangen. Vervolgens draagt het mannetje de prooi in de lucht aan het vrouwtje over. Met een paar rolvluchten beëindigt het paar de baltsvlucht onder het slaken van schelle kreten. In de loop van juni, ongeveer een maand na de baltsceremonie legt het vrouwtje 2-4 vlekkerig geelbruine eieren die ze vervolgens in 28-31 dagen zelf uitbroedt. Ondertussen wordt ze door haar mannetje van voedsel voorzien. Ze kan de prooien op 2 manieren aannemen: door ze in de lucht op te vangen wanneer hij over het nest heen vliegt of ze op te halen op de vaste plak waar het mannetje ze achterlaat. In dat geval zit het mannetje ook wel eens een tijdje op de eieren. Momenteel zijn dus de meeste boomvalken aan het broeden. De Boomvalk broedt in onze regio met 1-5 paar. Afgelopen dinsdag 11 juli heb ik met Otto Kwak een rondje gemaakt in de polder langs de hoogspanningsmasten tussen Rosmalen en Oss (Rompertweg-Heeseindseweg-Polderweg-Vreestraat). Diverse nesten gezien waarvan de meeste niet bezet waren. In mast 25 zat wel een Boomvalk te broeden en in mast 29 zagen we adult zitten. Het loont misschien de moeite als straks de jongen op het nest staan (begin-half augustus) een kijkje te gaan nemen voor de voedselvluchten. Overigens is de Boomvalk tegenwoordig lastig te inventariseren: de vogel is de laatste decennia steeds heimelijker geworden. De huidige stillere leefwijze heeft vermoedelijk te maken met een hoog predatierisico. Bij het uitkomen van de eieren groeien de jongen snel op en zijn al na 18 dagen in staat de prooien uit elkaar te trekken die de ouders op het nest voor ze neerleggen. Tien dagen later verlaten ze het nest, al worden ze ook daarna nog wel een maand door hun ouders gevoerd. Dit stopt op het moment van vertrek naar de winterkwartieren. Boomvalken vangen hun prooien meestal in de lucht en vooral in de schemer uren. Snel en wendbaar als ze zijn, maken ze moeiteloos jacht op grote insecten zoals libellen en vliegende herten of op vogeltjes, waaronder zelfs grillig zwenkende zwaluwen. De prooi wordt in de vlucht verorberd of naar een zitplaats meegenomen.
Dick Slaa