Nu in onze regio- Ganzen
Naast de Grauwe Gans, de Grote Canadese gans en de Nijlgans die hier het hele jaar te zien zijn trekken ieder najaar grote groepen ganzen vanuit het hoge noorden naar meer gematigde streken op het noordelijk halfrond. Voor veel vogels is Nederland het eindstation. Omdat de Rotgans in de wintermaanden vooral aan de kust verblijft, zullen we ons hier beperken tot de soorten die in het (ruime) werkgebied van Vogelwerkgroep Uden voorkomen.
Kolgans.
De eerste Kolganzen druppelen in oktober binnen en zijn in april allemaal weer vertrokken. De broedgebieden van de Kolgans liggen in het hoge noorden: Noordoost-Rusland, Siberië, Alaska, Noord-Canada en Groenland. Grote groepen Kolganzen zoeken vanaf november de Waddenzee op en vliegen daarna nog verder zuidwaarts. Ze installeren zich vooral in vochtige weide- en akkergebieden. Altijd moet er water in de buurt zijn, ze kunnen niet zonder. In graslanden zitten ze een groot deel van de dag onafgebroken te fourageren. Verder stropen ze akkers af en eten daar zowel oogstresten als zaaigoed. De Kolgans behoort tot de moeilijke groep der “grauwe ganzen”, maar is direct te herkennen aan zijn witte kol rond de snavelbasis in combinatie met de grillige zwarte dwarsbanden op de buik (streepjescode). Kenmerkend zijn de roze snavel en de oranje poten. Jonge Kolganzen zijn trouwens veel lastiger te herkennen, want die hebben nog geen witte kol en dwarsbanden. Zoals de meeste trekkende ganzen vliegen Kolganzen in een geordende V-formatie. Het roepen van de Kolgans is een hoog en lachend kjuu-kjuu.
Toendrarietgans.
Deze wintergast afkomstig uit Noord-Rusland tot diep in Siberië is meestal in kleinere groepen te zien dan veel andere ganzen. In onze regio willen kleinere groepen van de Toendrarietganzen zich nog wel eens ophouden in de soms enorme grote groepen van de Kolganzen. De meeste Toendrarietganzen arriveren hier pas laat in het winterseizoen met een hoogtepunt vanaf december tot in januari. Ze zijn hier in open laaggelegen grasland in de buurt van water te vinden, waar ze na het foerageren kunnen rusten en de nacht doorbrengen. De Toendrarietgans verschilt van de Grauwe Gans door de oranje poten in plaats van roze poten. Verder zijn de kop en de hals nogal donker en heeft de donkere snavel een kleine oranje vlek. De meest gehoorde roep is een diep, nasaal trompetterend jak-ak-ak.
Brandgans.
De meeste Brandganzen zijn in ons land van oktober tot begin april te zien. Het is een trouwe wintergast in het Wadden- en Deltagebied maar je ziet hem ook vaak landinwaarts in het rivierengebied. Er bestaan drie deelpopulaties van de Brandgans, elk met een ander broedgebied in het hoge noorden: te weten Groenland, Spitsbergen en Nova-Zembla. Tussen deze populaties vindt geen vermenging plaats. In maart en april trekken “onze” dieren weg naar Nova Zembla, om daar te broeden. Brandganzen broeden in kolonies en foerageren altijd in groepen. Brandganzen eten in hun winterkwartieren van zonsopgang tot zonsondergang. Hun opvallendste kenmerk is de kleine kop met een roomwit gelaat onder een zwarte kap die doorloopt in de vrij lange, zwarte hals. De kleine driehoekige snavel is zwart en er loopt een zwarte streep (teugel) voor het oog. De rug is grijs met zwarte dwarsbandjes en de buik is grijswit. De poten zijn grijs. Brandganzen vliegen gewoonlijk in een dicht en weinig geordend groepsverband. De roep is een schril, blaffend kaw op verschillende toonhoogten. Momenteel zijn er nog grote groepen foeragerende ganzen te zien in het poldergebied tussen Oss en Rosmalen. De Kraaijenbergse plassen zijn een ander gebied waar je grote groepen Toendrarietganzen en Kolganzen kunt waarnemen. De Vughtse Gement en de Rijskampen zijn gebieden waar duizenden Kolganzen en Brandganzen foerageren en hun slaapplaats hebben.
Kleine Rietgans en Roodhalsgans.
Met het nodige geluk en veel geduld zijn soms in de grote groepen Kolganzen, Brandganzen en Toendrarietganzen enkele pareltjes te vinden. De Kleine Rietgans is er zo een en die onderscheidt zich van de Toendrarietgans door zijn rossig grijs verenkleed en de roze poten en de donkere snavel met roze band. De Kleine Rietgans broedt op Groenland, IJsland en Spitsbergen. De vogels uit Spitsbergen overwinteren ook in Nederland. Een andere pareltje is de Roodhalsgans die op zich gemakkelijk te herkennen is aan zijn opvallende, rood-wit-zwarte hals tekening. Maar hij bezoekt ons land in zeer kleine aantallen en houdt zich dan meestal schuil tussen de Kolganzen of Brandganzen. Roodhalsganzen broeden op de toendra in Noord-Siberië.
Hechte familieband bij ganzen.
De ouders van Kolganzen zijn elkaar trouw voor het leven. Dat zag Otto Kwak bij een koppel dat met hun jongen werd geringd met lichtgroene (lime) halsringen en daarna regelmatig als familie werd waargenomen. Vader lime D14, moeder lime D00, zoon lime D02 en dochter lime D13. Zo zag Otto ze bij Megen in een groep van duizenden ganzen foerageren. Steeds dicht bij elkaar in de buurt. Plotseling vloog de groep in paniek omhoog vanwege een laagvliegende helikopter. Even later keerde de hele groep luid roepend terug op hetzelfde perceel. Allemaal met de koppen omhoog, zodat de halsringen van pa en ma snel terug te vinden waren. Maar waar waren de jongen? Na enig zoeken zag Otto ze ieder op een afstand van zeker 100 meter van elkaar en de afstand van ieder tot de ouders was ook zo groot. Toen de ganzen weer gingen foerageren, zag Otto dat de familie weer herenigd was. Dit kan alleen zijn gelukt op basis van herkenning van elkaars roep. Leuk om dat vast te kunnen stellen dankzij het ringen van vogels. Door het ringen van de vogels kan ook de life history van een vogel worden nagegaan. H11 werd als juveniel vrouwtje Kolgans op 23-12-1999 geringd in de Lithse polder. Vanaf 2000 tot 2015 werd de vogel ieder jaar gespot. Via allerlei omzwervingen in Zuid-Holland, Gelderland, Friesland, Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen en Duitsland werd ze op 16-02-2015 door Otto Kwak voor het laatst gezien bij de Lithse Kooi, een plek die ze bijna jaarlijks aandeed.
Dick Slaa met dank aan Otto Kwak