Nu in de regio: Gekraagde Roodstaart
In de familie Turdidae zijn zangvogels uit alle werelddelen verenigd. Ook in West-Europa komen veel soorten voor, waaronder heel algemene, zoals de Merel, de Nachtegaal en de Roodborst. Wereldwijd telt de familie Turdidae minstens 342 soorten in maar liefst 54 geslachten. In Europa en het Nabije Oosten komen ongeveer 50 soorten voor, waarvan maar 33 broedend, de rest als dwaalgast uit Azië of Noord-Amerika. Ze leven in zeer uiteenlopende habitats, van graslanden en akkers in het laagland tot hoog in de gebergten. De geslachten van de Turdidae komen wat Europa betreft globaal overeen met de groepen die we, gelet op de namen, in de volkstaal onderscheiden, zoals lijsters, Roodstaarten, rotslijsters en nachtegalen. De Roodborst vormt een apart geslacht. Bij Turdidae en veel andere zangvogels hebben de mannetjes in het algemeen een veel kleuriger verenkleed dan de vrouwtjes, die meestal saai, vlekkerig bruin gekleurd zijn. Een welbekend geslachtsverschil (geslachtsdimorfisme) doet zich voor bij de Merel: de mannetjes zijn geheel zwart met een gele snavel, de vrouwtjes bruin met een donkere snavel. Nog opmerkelijker is het geslachtsdimorfisme bij de Blauwborst, waarbij alleen het mannetje een blauwe bef heeft met in het midden een rode of witte “ster”. Lijsterachtigen (Turdidae) eten in hoofdzaak insecten maar vullen zo nodig hun menu met spinnen en ook vruchten aan, vooral in de winter.

De Gekraagde Roodstaart is een typische bewoner van bosgebieden, inclusief parken en tuinen. In oude boomgaarden heeft hij het vooral naar zijn zin, maar feitelijk komen alle loofbossen en zelfs dennenbossen hem aantrekkelijk voor. Van sparren moet hij echter niets hebben. De gekraagde Roodstaart broedt in heel Europa, van Portugal tot Noord-Rusland en van Scandinavië tot Griekenland. Alleen in IJsland komt hij niet voor. Verder broedt hij in West- en Centraal-Azië, inclusief Turkije, Syrië en Iran. Ook in Noord-Afrika broeden kleine aantallen. Verder dient Afrika als overwinteringsgebied en dan met name de savannegordel ten zuiden van de Sahara, van Senegal tot Oeganda. De Gekraagde Roodstaart is bij ons een zomervogel, de eerste komen eind maart aan, de hoofdmacht volgt in april. De eerste Gekraagde Roodstaarten beginnen in augustus aan de reis naar het zuiden, maar sommige blijven nog tot in oktober in hun broedgebied. De herfsttrek voert de dieren naar Afrika, maar voordat ze daar kunnen genieten van het mooie weer en het rijke insectenleven, worden ze zwaar op de proef gesteld als ze de Sahara moeten oversteken. Een paar maanden later zijn de overlevenden alweer op weg naar de broedgebieden en moeten ze opnieuw de zandwoestijn over. Telkens vinden ze ook de Middellandse Zee nog op hun route. Verder zaagt men overal in Europa oude bomen en hoogstam fruitbomen om, zodat de vogel steeds minder geschikte broedplaatsen vindt en worden daarnaast vooral in Afrika veel insecticiden gebruikt.
De Gekraagde Roodstaart is een van onze kleurrijkste zangvogels. In de vroege lente krijgt het mannetje van de Gekraagde Roodstaart zijn kleurige broed- of zomerkleed. Aan zijn zwarte keel en gelaat, het witte voorhoofd en de oranje borst en buik is hij gemakkelijk herkenbaar. Verder heeft hij een grijsblauwe rug, een bruinrode staart en dunne zwarte poten. Het vrouwtje is veel fletser van kleur met meer beige en grijsbruin en een roestige staart. Het mannetje kent verschillende technieken om een broedpartner te verleiden. Om te beginnen biedt hij het vrouwtje een mooi hol aan, waarin ze comfortabel kan broeden. Verder vliegt hij veel heen en weer met wijd uitgespreide staart, zodat de bruinrode kleur goed te zien is. Ook toont hij zijn mooie staart zittend, op de grond of op een tak, waarbij hij vleugels wat opheft en de snavel wijd openspert. Op die manier zijn de rode staart, de roze vleugelonderzijden en de felgele keelholte optimaal zichtbaar. Gekraagde Roodstaarten broeden meestal in een holletje. Dat kan een holte in een boom of een rotswand zijn, maar ook een gat in de muur van schuren. Het nest is altijd een losse stapeling van plantendelen zoals grassprieten, bladeren, stengeltjes en worteltjes, van binnen bekleed met veertjes en haren. Vervolgens legt het vrouwtje vijf tot zeven blauwgroene eieren, die ze in ongeveer twee weken in haar eentje uitbroedt. De jongen blijven ook na het uitvliegen nog lang in gezinsverband bijeen, iets wat je zelden ziet bij andere leden van de lijsterfamilie Turdidae.
Dick Slaa