Nu in de regio: Goudhaantje en Vuurgoudhaantje
Goudhaantjes, die volgens de nieuwste inzichten een aparte familie Regulidae vormen, danken hun naam aan de felle kleurtjes op hun kruin. Deze piepkleine, insectenetende zangvogeltjes leven alleen op het noordelijke halfrond. Er zijn zes soorten goudhaantjes. Ze worden ongeveer 9 cm lang. De twee in West-Europa voorkomende soorten zijn daarmee ook meteen de kleinste vogeltjes in ons werelddeel. Zelfs de wat meer bekende Winterkoning is nog een halve centimeter langer. De twee West-Europese soorten (Goudhaantje en Vuurgoudhaantje) komen in feite in heel Europa voor, het Goudhaantje tevens in grote delen van Azië tot in Japan. Op de Canarische eilanden, die je alleen in staatkundig opzicht tot Europa kunt rekenen, komt een derde, endemische soort (het Tenerife-goudhaantje) voor, die ook wel als ondersoort van ons Vuurgoudhaantje wordt beschouwd. Twee soorten vind je alleen in Noord-Amerika: het Roodkroonhaantje en het Amerikaans goudhaantje. Ten slotte leeft op Taiwan, in het Verre Oosten nog het eveneens endemische Taiwan-goudhaantje. De in West-Europa broedende Goudhaantjes zijn merendeels standvogels, maar hun gelederen worden hier ’s-winters versterkt door talrijke soortgenoten uit Noord-Europa. Goudhaantjes zijn redelijk algemeen en komen talrijk voor in hun natuurlijke leefomgeving. Toch worden de vogeltjes door veel gevaren bedreigd. Omdat ze insectivoor zijn, hangt hun bestaan sterk af van het aanbod van insecten en spinnen. In barre winters kan een door voedselschaarste verzwakte populatie zware verliezen lijden. Ook tijdens de trek lopen deze kleine vogeltjes grote risico’s. Goudhaantjes zoeken hun prooien op de grond of al klauterend over takken en bladeren. Zelden grijpen ze insecten in de vlucht. Behalve volwassen insecten eten ze ook larven, poppen en eieren. Tijdens het foerageren zijn deze zangvogeltjes altijd druk in de weer en erg beweeglijk waarbij ze voortdurend van boom naar boom vliegen. Wanneer de insecten ’s-winters schaars zijn, eten Goudhaantjes ter aanvulling van hun menu ook bessen of kleine zaden. Het Goudhaantje is een klein, buikig vogeltje dat zich goed kan verbergen in de begroeiing. Dit kleine vogeltje heeft grijsgroene bovendelen en vuilwitte onderdelen. Verder heeft het een kort, dun snaveltje en twee witte vleugelstrepen. Het voornaamste sieraad van Goudhaantjes is de geel of geel-met-oranje kruinstreep die aan weerszijden wordt afgezoomd met een zwarte band. De opvallende kruinveertjes kan hij rechtop zetten. Dat doen vooral de mannetjes tijdens de balts in de lente. In april worden de broedparen gevormd en begint de voortplantingstijd, die tot ver in juli, wanneer de jongen eindelijk uitvliegen, al hun aandacht opeist. Het nest lijkt op dat van een Winterkoning. Het heeft de vorm van een bolvormige cocon met een nauwe ingang aan de bovenkant, die is vastgehaakt aan het uiteinde van een hoge tak van een naaldboom. Het wordt vervaardigd van takjes, dennennaalden en plukjes mos en van binnen bekleed met veertjes. Vaak lukt het de vrouwtjes twee legsels per seizoen te produceren. De zang is een snel herhaald, ritmisch drietonig pie-tie-luu en eindigt met een korte triller. Het Vuurgoudhaantje is een piepklein zangvogeltje met een bol lijfje, een smal staartje, dunne pootjes en een zeer fijn snaveltje en twee witte vleugelstrepen. Naast de groene rug heeft het witachtige onderdelen. Evenals het Goudhaantje heeft het Vuurgoudhaantje een geel met oranje kruinstreep maar daarbij extra een witte wenkbrauwstreep en een zwarte oogstreep wat hem onderscheidt van het Goudhaantje. De breedte van de gele kruinband varieert per individu en bij de mannetjes is de band meer oranje. Vuurgoudhaantjes leggen veel eieren (soms wel tien) en moeten dus grote nesten bouwen om al hun opgroeiende jongen een veilig onderkomen te geven. Het nest is ook een bolvormig, goed gesloten bouwsel met alleen een opening aan de top. Het wordt gemaakt van zachte materialen zoals mos, dennennaalden, dons en spinrag. Het wordt vaak in een hoge spar gebouwd (in het broedseizoen zijn Vuurgoudhanen strikt gebonden aan sparren), goed verborgen tussen de takken. De jongen komen na twee weken uit het ei en worden daarna ongeveer 20 dagen door beide ouders van voedsel voorzien; ze blijven al die tijd veilig in het nest. Wanneer de jongen uitvliegen, duurt het vaak nog een maand of drie voor ook bij hen de kleurige kruin zichtbaar wordt. De zang is een snelle tonenreeks zie-zie-zie-zie versnellend naar het einde. De roep is een zeer hoog scherp zie, maar minder hoog dan de Goudhaan en vaak in kleine series van 2-3 tonen.Dick Slaa