Nu in de regio: Cetti’s zanger
Cetti’s zanger is een kleine zangvogel met een onopvallend verenkleed die vrijwel uitsluitend in bosjes of struikgewas langs de waterkant leeft. Hij gedraagt zich als standvogel, maar is erg gevoelig voor kou. Cetti’s zanger broedt in struikgewas vaak in heide- of graslanden, maar ook veel langs plassen en stromende wateren, bijvoorbeeld ooibossen. Buiten de broedtijd waagt hij zich vaker op droger terrein met heggen. Cetti’s zanger is een van oorsprong mediterrane soort die zich geleidelijk naar het noorden heeft uitgebreid, in de jaren 1960 naar Noord-Frankrijk, kort daarna ook naar Engeland, België en Zuid-Nederland. Doordat hij slecht tegen aanhoudende vorst en zware sneeuwval kan, is er sprake van sterke fluctuaties langs de noordgrens van het areaal. Volgens alle boekjes is de Cetti’s zanger een standvogel die zijn territorium niet in de steek laat. Toch zijn de dieren erg gevoelig voor vorst en worden de populaties in erg strenge winters dikwijls gedecimeerd. Cetti’s zanger wordt binnen zijn natuurlijke areaal betrekkelijk weinig bedreigd. Het eerste broedgeval vond in Nederland plaats in 1973. Daarna wist de soort zich definitief te vestigen met als kerngebieden Zeeuws-Vlaanderen en De Biesbosch. Aan het eind van de jaren zeventig bereikte de broedpopulatie een hoogtepunt met 70-80 broedparen. Cetti’s zanger is sinds het begin van 21e eeuw verder bezig met een gestage opmars in noordelijke richting, getuige broedgevallen en territoria in 2008 op diverse plaatsen in Zuid-Holland, Noord-Holland, Brabant en Zeeland. (Handboek vogels van Nederland-Luc Hoogenstein en Ger Meesters). Opmerkelijk genoeg zorgden de deels sneeuwrijke en relatief koude winters van 2009/2010-2012/2013 niet voor een terugval, althans in de Biesbosch en noordelijke Delta. In Zeeuws-Vlaanderen verplaatsten de territoria zich van de droge duinstrook naar het krekengebied, waar eveneens geen merkbaar wintereffect optrad. Kennelijk zijn de overwinterings omstandigheden in de natte gebieden in Zuid-west- Nederland gunstiger dan in droge duingebieden. In 2018 werd het aantal broedparen in Nederland geschat op 550-1100. (Sovon). Sinds kort is de Cetti’s zanger ook waargenomen in onze regio.
Cetti’s zanger is een onopvallend vogeltje zonder sprekende kleuren. De rug en de afgeronde staart zijn donker roestbruin, de buik is grijswit. De wigvormige staart telt maar 10 staartpennen bij andere zangers (Sylviidae) zijn dat er meestal 12. Hij is zeer schuw en vertoont zich zelden. Meestal zit hij vrijwel onzichtbaar door zijn schutkleuren in de dekking van struiken. In de begroeiing komt hij huppend en met geheven staart verrassend snel vooruit. Om naar een andere struik te komen, vliegt hij soms korte, rechte stukjes. Daarbij houdt hij de staart gespreid. Cetti’s zanger beschikt over een krachtig, explosief stemgeluid. Het is dikwijls met name zijn onmiskenbare zang waaraan zijn aanwezigheid wordt opgemerkt. Het explosieve liedje, dat hij heel vaak zingt als er een indringer nadert, eindigt even abrupt als het begon. Daarna verstrijkt er een tijdje voor de volgende zanguitbarsting plaatsvindt. Cetti’s zanger kent ook korte metaalachtige roepjes “tsjik” of “pietsj”, als van een Roodborst en een langer “tsjiew” als van een Rietgors. Cetti’s zanger leeft in hoofdzaak van insecten, rupsen en andere insectenlarven, maar eet ook geregeld wormen en kleine slakjes. Verder eet hij af en toe hulstbessen of jeneverbessen naast graankorrels en zelfs dennenzaden, die hij handig uit de kegels weet los te peuteren. Begin april neemt het vrouwtje de bouw van een nest ter hand, waarin ze allerlei plantendelen verwerkt. Zo ontstaat een kleine nestkom, die ze van binnen met wortelvezels en haren bekleedt. Het nest zit vlak bij de grond goed verborgen in de dichte begroeiing. Het vrouwtje legt daar drie tot vijf steenrode eieren in die ze in ongeveer twee weken uitbroedt.
Dick Slaa