Nu in de regio: Blauwe Kiekendief
Kiekendieven zijn slanke, middelgrote roofvogels van de onderfamilie Circinae. Wereldwijd zijn er dertien soorten kiekendieven die samen het geslacht Circus vormen binnen de onderfamilie Circinae. De kiekendieven onderscheiden zich van andere (dag)roofvogels, omdat het bijna allemaal grondbroedvogels zijn, met andere woorden ze maken geen nest in bomen, maar op de grond. In Nederland komen drie soorten als broedvogel voor: de Blauwe Kiekendief, de Bruine Kiekendief en de Grauwe Kiekendief. De geslachtsnaam Circus verwijst naar de cirkelvormige bewegingen die het mannetje en het vrouwtje uitvoeren tijdens hun baltsvlucht. Opmerkelijk bij alle kiekendieven is dat man en vrouw sterk van elkaar verschillen. De vrouwen zijn vervolgens lastig van elkaar te onderscheiden: die zijn allemaal in meer of mindere mate bruin. Voor onderscheid moeten we bij de mannen zijn, maar dan nog maken Grauwe- en Blauwe kiekendieven het ons niet makkelijk. Voor de kenner: de Blauwe Kiekendief is egaal van kleur en aan de compacte kant; de Grauwe Kiekendief is slanker en heeft een zwarte streep overlangs (Vroege Vogels).
Blauwe Kiekendieven broeden of overwinteren in de meeste Europese landen van Scandinavië tot Italië en van Spanje tot Rusland. De meeste dieren zijn standvogels, maar die uit Noordoost Europa trekken ’s-winters naar West- en Zuid-Europa. Blauwe Kiekendieven komen in verschillende habitats voor. Ze broeden in riet- en zeggelanden, hoogvenen en in vochtige duinvalleien. ’s-Winters vind je ze in open terrein van uiteenlopend karakter, zoals akkers, heidevelden, kwelders en steppen. Het broedareaal van de Blauwe Kiekendief reikt verder naar het noorden dan dat van alle andere Europese kiekendieven tot op de struiktoendra in Lapland; oostwaarts strekt het zich uit tot diep in Siberië en China. Het overwinteringsgebied omvat heel West- en Zuid-Europa; zelfs grote delen van Midden-Europa horen erbij. De populaties uit Noord-Europa (Scandinavië, Finland, Rusland) laten in augustus hun broedplaatsen in de steek en trekken naar West- en Zuid-Europa tot in Turkije. Daar komen ze in oktober aan, wat overal een toename van het aantal Blauwe Kiekendieven veroorzaakt. Zo zie je in Nederland in december en januari een piek in de aantallen. De Franse broedvogels zijn overwegend standvogels, al maken de jonge dieren soms lange zwerftochten naar Noord-Spanje. De aantallen Blauwe Kiekendieven nemen al jaren gestaag af. De achteruitgang is vooral te wijten aan wijziging en vernietiging van de leefomgeving. Ook directe vervolging speelt echter een rol, want nog steeds worden veel dieren door jagers afgeschoten. In grote delen van ons land is de Blauwe Kiekendief als broedvogel verdwenen. In 2009 telde de broedpopulatie nog slechts 25 broedparen (Waddeneilanden en Noordoost Groningen) met een nog steeds dalende tendens. In 2018 was het aantal 10-14 broedparen en het aantal overwinteraars 400-800. (Sovon vogelonderzoek).
De volwassen mannetjes van de Blauwe Kiekendief hebben een iets blauwgrijs verenkleed met witte onderdelen en een hagelwitte stuit wat meer opvalt dan bij de Grauwe Kiekendief. In de vlucht is het mannetje verder te herkennen aan zijn grijze, zwart getopte vleugels en zijn witte buik. De vrouwtjes worden een stukje groter en zijn overwegend bruin van kleur met een lichtbeige onderzijde vol donkere streepjes. Zij hebben een meer opvallende zoom (“sluier”) rond de wangstreek dan de vrouwtjes van de Grauwe Kiekendief. De jongen lijken veel op de vrouwtjes, maar zijn meer geelbruin en op de borst fijner gestreept. Beide geslachten hebben fel oranjegele ogen, een gele snavel met een zwarte top en gele poten. Als Blauwe kiekendieven een geschikt prooidier zien, remmen ze in de lucht af, heffen ze hun vleugels op, laten ze zich erop neervallen en slaan ze er hun machtige klauwen in. Ze eten kleine zoogdieren (muizen, konijnen), kleine of middelgrote vogels (en eieren), amfibieën (kikkers en padden), reptielen (slangen en hagedissen) en ook veel insecten. Het zijn zeer actieve onvermoeibare jagers. Ze zijn overdag bijna de helft van de tijd in de lucht en leggen daarbij gewoonlijk afstanden van meer dan 160 km per dag af. Doorgaans keert de Blauwe Kiekendief in het voorjaar naar zijn oude, vertrouwde broedterritorium terug, in het geval hij dat ’s-winters in de steek had gelaten. Die tijd is ook de baltsvlucht van de Blauwe Kiekendieven te bewonderen. Daarbij stijgt eerst het mannetje verticaal op en haalt hij allerlei acrobatische vliegtoeren uit. Daarna laat hij zich roekeloos tientallen meters vallen om pas vlak boven de grond uit zijn duikvlucht op te trekken. Nadat het vrouwtje zich vervolgens bij hem heeft gevoegd, storten ze zich na wat gezamenlijke acrobatiek achter elkaar naar de grond. Als sluitstuk van de vertoning keert het vrouwtje zich naar het mannetje en houdt hem haar klauwen voor. Het vrouwtje bouwt van plantendelen en dorre takken een nest op de grond. Daarin legt ze vier tot zes blauwwitte eieren die ze in een maand uitbroedt. Na enkele weken verlaten de jongen het nest, nog voordat ze kunnen vliegen. Ze verschuilen zich dan in het struikgewas en keren af en toe terug naar het nest om zich door hun ouders te laten voeden. Na vijf weken maken ze hun eerste vlucht in gezelschap van hun ouders, die hun ook leren hoe ze een prooi moeten aanvallen.
Dick Slaa