Nu in de regio: Wespendief
De Wespendief is een roofvogel die veel op de Buizerd lijkt. Aan de kleur van het verenkleed zijn beide soorten niet te onderscheiden, temeer daar beide in dat opzicht uiterst variabel zijn. Er zijn witte maar ook heel donkerbruine exemplaren met alle schakeringen daartussen. De verschillen betreffen de details. Van dichtbij heeft de Wespendief in zit een fijnere, bijna duifachtige kop en snavel. De Buizerd oogt meer gedrongen met een zwaardere haaksnavel en opvallende wenkbrauwbogen. Bij de Wespendief hebben mannetjes een grijze en vrouwtjes een bruine kop. Volwassen dieren hebben een gele iris, jongen een bruine; bij de Buizerd is dat andersom. Volwassen Wespendieven hebben een grijze washuid op de snavelbasis, jonge een gele. In het vliegbeeld zijn ook subtiele verschillen te zien. Wespendieven hebben langere vleugels met opvallende donkere polsvlekken. De kop is dus duidelijk kleiner en steekt meer uit. De staart is ook langer, maar vooral de staarttekening is kenmerkend. Wespendieven hebben op de staart van onderen twee brede dwarsbanden: een bij de wortel en een bij de top. De Buizerd heeft meerdere smalle verspreide dwarsbandjes en vaak nog een brede band bij de top. Van voren gezien zweeft de Wespendief met recht uitgestrekte vleugels, terwijl de Buizerd met iets opgeheven, ondiep V-vormige vleugels vliegt.
Wespendieven verblijven alleen ’s-zomers in Europa om er te broeden en zijn van eind april tot begin oktober in ons land te zien. De vogels overwinteren in bosrijke gebieden in tropisch Afrika van Guinee zuidwaarts tot Zuid-Afrika. Tijdens de trek vormen ze vaak grote groepen, die op strategische punten langs een trekroute goed waarneembaar zijn. De soort is bij ons niet heel erg zeldzaam, maar gedraagt zich onopvallend, zodat hij door weinig mensen wordt herkend. Nederland kent momenteel volgens het laatste Sovon vogelonderzoek zo’n 360-440 broedparen. Met uitzondering van de kustgebieden komen Wespendieven in West-Europa vrij algemeen voor. Ze houden van landschappen met afwisselend bos en open gebieden als grasland en heide. Bij keuze van een broedplaats laten ze zich leiden door het aanbod van vliesvleugelen (wespen, hommels), die hun favoriete prooidieren vormen. De gespecialiseerde voedselkeuze van de Wespendief heeft geleid tot vorm aanpassingen. De voorkop is bedekt met kleine, harde , schubvormige veertjes die dakpansgewijs overlappen en de vogel tegen angelsteken van bijen en wespen beschermen. Het hele verenkleed voelt hard aan en is glad afgedicht. De poten zijn bedekt met dikke, bolle schubben. Wespen en hun larven vormen het hoofdvoedsel van de Wespendief, maar de vogels eten ook veel hommels en af en toe bijen. In Afrika voeden ze zich bovendien met termieten.
Wespendieven broeden laat in het seizoen, zodat hun jongen uitkomen op het moment dat het wespen- en hommelbroed maximaal ontwikkeld is. In de laatste weken van mei of in juni leggen ze meestal 2 eieren. Het nest wordt doorgaans in meer of minder uitgestrekte bossen in een hoge boom aangelegd. Vaak gebruiken ze een oud kraaien- of roofvogelnest als fundament. Tot de dag dat de jongen uitvliegen slepen de broedpartners er voortdurend vers loof naar toe. Zo blijft het nest goed gecamoufleerd en worden de vogels nauwelijks opgemerkt. De Wespendief brengt z’n jongen groot zonder een kik te geven en zonder een spoor na te laten wat z’n heimelijke leefwijze extra illustreert. In de Maashorst is de Wespendief een schaars voorkomende soort. In 2002 heeft de werkgroep roofvogels voor het eerst een wespendiefhorst in de Maashorst gevonden. Sindsdien worden elk jaar wespendieven gezien in de broedtijd. Het loont dan ook de moeite om deze tijd regelmatig de lucht af te speuren en bij de eerste indruk van een Buizerd extra goed te kijken of het geen Wespendief is. In augustus komt de trek naar Afrika op gang. Gebruikmakend van de thermiek stijgen grote zwermen al cirkelend op, waarna ze met krachtige wiekslagen en met hoge snelheid grote afstanden afleggen. Late doortrekkers, vooral jonge dieren zijn bij ons nog in oktober te zien. De eerste dieren keren in april terug, maar de hoofdmacht arriveert in mei, waarna tot diep in juni nog vogels op weg naar het hoge noorden passeren.
Dick Slaa