Nu in de regio: Grauwe Klauwier

De klauwierenfamilie Laniidae telt ongeveer 76 soorten, waaronder ook vogels met eigenaardige namen als klapeksters, tsjagra’s en fiscalen. Ze hebben allemaal een tamelijk forse, min of meer haakvormige snavel die in de verte aan een roofvogel doet denken. Het zijn carnivoren en jagen op grote insecten, hagedisjes en zelfs op kleine knaagdieren. Ze zijn tamelijk wijdverbreid met vertegenwoordigers in Noord-Amerika, Europa, Afrika en Azië. De vogels leven in halfopen terreinen met verspreide struikgroei. Helaas worden zulke terreinen met verspreide boomgroei als gevolg van intensieve landbouw steeds zeldzamer waardoor vrijwel alle in Europa voorkomende klauwieren (Grauwe Klauwier, Klapekster, Kleine Klapekster, Roodkop- en Maskerklauwier) in de afgelopen decennia over de gehele linie merkbaar achteruit zijn gegaan. Klauwieren zijn “loerjagers” die hun prooi vanaf een hoge zitplaats beloeren. Daarom zoeken ze meestal halfopen terreinen op, waar struik- of boomgroei grenst aan kort grasland of kale grond. Klauwieren en klapeksters hebben de gewoonte om hun prooien vast te spietsen op doornen of punten van prikkeldraad om ze pas later op te eten. Hiervoor is een simpele verklaring. De klauwen van de klauwieren zijn niet sterk genoeg om de prooi stevig vast te houden, wanneer ze bezig zijn hem met de snavel te verscheuren. Ze hebben iets nodig waaraan ze hun prooi kunnen verankeren.

Verspreidingsgebied van de Grauwe Klauwier
Verspreidingsgebied van de Grauwe Klauwier

Grauwe Klauwier (man) ©Toy Janssen
Grauwe Klauwier (man) ©Toy Janssen
Grauwe Klauwier (vrouw) ©Toy Janssen
Grauwe Klauwier (vrouw) ©Toy Janssen
Grauwe Klauwier (juveniel) ©Martien van Dooren
Grauwe Klauwier (juveniel) ©Martien van Dooren

De Grauwe Klauwier is een middelgrote zangvogel met een lange, zwarte staart met twee opvallende witte vlekken bij de basis. In tegenstelling tot de andere in Europa broedende klauwieren (Klapekster, Kleine Klapekster, Roodkop- en Maskerklauwier) heeft de Grauwe Klauwier geen witte vlekken op de vleugels. Hij heeft een dikke, zwarte, haakvormig gekromde snavel en lange zwarte poten. Bij het mannetje loopt tussen de grijze kruin en de witte keel een brede, zwarte band over de ogen (masker). Borst en buik zijn wit met een zweempje roze en de rug is kastanjebruin. Vrouwtjes hebben een variabel gekleurd verenkleed. Ze hebben een bruine naar voren vervagende oogband en witte onderdelen met een bruine schubtekening op borst en flanken. De Grauwe Klauwier is een trekvogel die alleen ’s-zomers Europa bezoekt om te broeden. De eerste exemplaren komen begin mei aan, de laatste vertrekken begin oktober. Het broedareaal van de Grauwe Klauwier omvat Europa en een flink deel van Azië, inclusief Turkije. Hij overwintert in Afrika en het Midden-Oosten. In Europa strekt het broedareaal zich uit van Noord-Spanje tot Scandinavië, en van Nederland tot de Oeral. De herfsttrek valt in hoofdzaak tussen juli en september. De Europese broedvogels trekken zuidoostwaarts via Egypte naar sub-Sahara Afrika. De Grauwe Klauwier is niet altijd gemakkelijk waarneembaar want het aantal broedgevallen is gering en juist in de broedtijd hebben de vogels de neiging zich onvindbaar te verbergen. In Nederland broeden in de jaren1970 nog ongeveer 250 paren. Eind jaren 1980 was dat aantal gehalveerd met als dieptepunt 80-140 broedparen midden jaren tachtig. Vanaf de jaren 1990 volgde gedeeltelijk herstel. In de atlas jaren 2013-2015 waren naar schatting 340-470 broedparen in Nederland aanwezig . In Drenthe wordt meer dan de helft van de Nederlandse broedparen aangetroffen met als kerngebied het Baggerveen. Sinds een aantal jaren is de Grauwe Klauwier weer broedvogel in de Maashorst. De soort is voornamelijk aanwezig binnen het begrazingsgebied maar de soort lijkt zich nu ook verder te verspreiden over de Maashorst. Op de website zijn via Werkgroep-Inventarisatie- Nieuws een tweetal zeer lezenswaardige artikelen geplaatst over de Grauwe Klauwier in de Maashorst. ( 01 03-2022 en 04-09-2022). De Grauwe Klauwier bouwt zijn nest in goed beveiligde doornstruiken. Het vrouwtje legt er vier tot zes bleekgroene, gele of roze donker gevlekte eieren en broedt deze in haar eentje uit in ongeveer 14 dagen. Nadat de jongen zijn uitgekomen nemen beide ouders samen de verzorging op zich, Ze vliegen dan onophoudelijk af en aan met voedsel voor hun kroost. Deze periode duurt ook ongeveer 15 dagen. Daarna zijn de jongen de vliegkunst meester en verlaten ze het nest. De ouders blijven dan hun jongen nog zeker 3 weken voeden. Dit is vaak de beste periode (juni) om ze te kunnen spotten. De volwassen vogels zitten vaak vanaf een hoge uitkijkpost te loeren en als ze een prooi hebben ontdekt, vliegen ze bliksemsnel op om die te grijpen. Af en toe hangen ze zelfs even stil in de lucht om als een torenvalk te “bidden”, waarna ze zich op het slachtoffer storten. De zang van de Grauwe Klauwier is een muzikaal, maar gedempt kwinkeleren dat wordt afgewisseld met imitaties van andere vogels en eigen roepgeluiden.

Dick Slaa