Zwartkop, Sylvia atricapilla, 13,5 - 15 cm

Zwartkop | Sylvia atricapilla
Zwartkop

Herkenning

Het volwassen mannetje van de Zwartkop heeft een glanzend zwarte kruin die reikt tot ooghoogte. Het vrouwtje heeft een roodbruine kruin. Mannetje en vrouwtje zijn bij deze vogelsoort dus goed te onderscheiden. Grijze rug, witachtige borst en buik. Hij komt rond half april terug in ons land en is dan overal volop te horen (zien wat minder, want dan is het blad weer aan bomen en struiken). Het is een talrijke broedvogel die sporadisch in Nederland overwinterd. Sylvia Atricapilla betekent: bosvogel met zwarte kop.

Biotoop

Schaduwrijk bebost gebied, ook parken en tuinen met veel ondergroei.

Geluid

De Zwartkop heeft een zeer melodieuze zang, die veel op de zang van de Tuinfluiter lijkt. De zang van de Zwartkop houdt minder lang aan dan die van de Tuinfluiter en is zeer gevarieerd. Hij geeft er de voorkeur aan om zijn zang te laten horen vanuit de dekking van het struikgewas. Hij kan soms ook andere vogels imiteren. De alarmroep van de Zwartkop is, vergelijkbaar aan de alarmroep van de Roodborst, net twee kiezelsteentjes die tegen elkaar aan ketsen. De alarmroep van de Roodborst klinkt echter veel hoger en is sneller.

Voedsel

In de zomer insecten. Je vindt hem in de winter op de voedertafel. Hij is dan overgeschakeld van insecten naar plantaardig voedsel, vooral bessen. In de herfst eten Zwartkoppen veel bramen en vlierbessen waardoor hun anaalstreek vaak paars ziet. Deze vruchten bevatten veel suikers die weer omgezet worden in vetten en die hebben ze weer nodig als reserveopslag bij de trek. Ook in hun overwinteringsgebied schakelen ze over op plantaardig voedsel, want in sommige Zuid-Europese landen wordt hij ook wel vijgeneter genoemd. Ze overwinteren rond de Middellandse zee en in west Afrika.

Broeden

Broeden doet de Zwartkop zo rond half mei. Ze maken een stevig gevlochten kom van fijne twijgjes en worteltjes en bekleden het nest met mos en dons. Het nest wordt meestal aan de oostkant van een struik gebouwd, om te kunnen profiteren van de ochtendwarmte van de opgaande zon. Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen aan het nest, Het mannetje begint vaak met een nestbodem te bouwen. In de vlier of meidoorn wordt graag gebroed en beide ouders broeden de 4 tot 6 eieren uit. Er wordt dus veel samengewerkt tussen beide ouders. De jongen zijn kale nestblijvers die door beide ouders verzorgd worden. Ze hebben lichtbruine petjes.

Aantallen in Nederland

300.000 tot 500.000 broedparen in Nederland, de aantallen nemen al jaren toe, in 25 jaar zijn ze verdubbeld. In de winter 100 tot 300 vogels.

Aantallen in onze omgeving

Algemene broedvogel in onze omgeving, alleen al in de Maashorst broeden er ongeveer 400 paar. In elke broedvogelinventarisatie één van de algemeenste vogels. Wordt hier ook wel eens in de winter gezien.