Zomertaling, Anas querquedula, 37 - 41 cm
Herkenning
Iets groter dan de Wintertaling, maar grondelt veel minder. Donkerbruine kop en borst met een witte opvallende wenkbrauwstreep die doorloopt tot in de hals. Grijs lijf met lange afhangende zwarte en witte schouderveren. In de vlucht is een brede witte rand zichtbaar op de achtervleugel en een witte streep midden op de vleugel. Ook de blauwgrijze voorvleugel valt op. Stijgt bij alarmering recht uit het water op, voor het opstijgen worden pompende bewegingen gemaakt met de kop. Het vrouwtje is grijsbruin van kleur. Tijdens de rui draagt het mannetje het eclipskleed en kan niet vliegen. De vogels zijn dan erg kwetsbaar.
Biotoop
Met riet omzoomde ondiepe plassen, rustige, beschutte, stilstaande ondiepe wateren met gras in de omgeving. Mijdt plassen met zeer dichte oeverbegroeiing. Overwinterd in tropisch Afrika.
Voedsel
Eet op de manier van de Slobeend (slobberen), zowel plantaardig als dierlijk voedsel: kleine waterdieren zoals kevers en muggenlarven, maar ook zaden, wortels en bladeren van waterplanten.
Broeden
Als Zomertalingen tijdens de balts roepen, wordt de kop in de nek gelegd en er wordt een ratelend geluid geproduceerd. Het nest ligt meestal in hoog gras bij een plas of bij uiterwaarden. De binnenkant wordt bekleed met dik dons dat uit de borst wordt geplukt. Er worden ongeveer 9 eieren gelegd, die na 3 weken uitkomen. Dan duurt het 5 weken voordat de jongen kunnen vliegen.
Aantallen in Nederland
1000 tot 1400 broedparen in Nederland.
Aantallen in onze omgeving
Komt in onze omgeving niet als broedvogel voor. Doortrekkende vogels willen hier wel pleisteren, bijvoorbeeld in de Leijgraaf, de Aa of op vennen op de Maashorst.