Zeearend, Haliaeetus albicilla, 76 – 92 cm
Herkenning
Indrukwekkende kolossale bruine roofvogel, met een zeer krachtige gele snavel, lichte kop en een korte wigvormige, witte staart. Wordt ook wel ‘vliegende deur’ genoemd. De vleugels zijn zeer lang, breed en stomp, met lange vingers. De poten zijn onbevederd. Het kan wel tot vijf jaar duren voor hij zijn volwassen kleed heeft bereikt. Jonge Zeearenden hebben een zwart-bruine kop, snavel en staart, maar een kenmerk is de wigvorm van de staart.
Biotoop
Rotsachtige kustgebieden, grote afgelegen meren en binnenwateren, in Nederland meestal in moerasbossen zoals de Biesbosch.
Voedsel
Het menu is variabel; er wordt voornamelijk vis gegeten, zowel dode als levende vis die hij met een spectaculaire actie uit het water slaat. Maar ook, watervogels, kleine landzoogdieren en zelfs jonge robben. Ook eet de Zeearend geregeld aas of afval. Soms steelt hij voedsel van andere (grote) vogels.
Broeden
De grote horst van dikke takken en twijgen wordt hoog in een stevige boom gebouwd en doet vele jaren achtereen dienst. Nestelt soms ook op rotsrichels en zelden op de grond. De broedplek is vaak onbereikbaar. Het vrouwtje broedt de twee tot drie witte eieren uit en doet hier zes weken over. De kuikens verlaten pas na drie maanden het nest.
Aantallen in Nederland
Sinds 2006 weer broedvogel in Nederland en inmiddels zo'n 5 tot 6 broedpaar.
Aantallen in onze omgeving
Doortrekker of zwerver die bijna elk jaar wel wordt gezien. Oudste waarneming is een exemplaar dat in 1933 in de Boekelse Peel is verzameld. In 2005 werd er één overtrekkend gezien op de telposten. Daar worden de meest waarnemingen gedaan, maar daar wordt er ook het meest op gelet.