Torenvalk, Falco tinnunculus, 33 - 39 cm
Herkenning
Als je een roofvogel ziet stil hangen in de lucht, het zogenaamde "bidden", heb je meestal met een Torenvalk te maken. Hierdoor is hij gemakkelijk te herkennen. De Torenvalk is ongeveer even groot als een Sperwer, dus duidelijk kleiner dan de Havik en de Buizerd. Verder valt een Torenvalk op door zijn smalle, spits toelopende vleugels en zijn lange staart. Het volwassen mannetje heeft een grijze kop en staart en een steenrode rug. Het uiteinde van de vleugels en de staart zijn zwart van kleur. Het vrouwtje heeft een roodachtig gekleurde kop, bovendelen en staart.
Biotoop
Veel verschillende biotopen, maar er moeten vooral voldoende woelmuizen (zoals de veldmuis) zijn. Meestal open of halfopen landschap; agrarisch gebied met grasland, heide, duinen en vroeger ook aan de rand van de stad.
Voedsel
De Torenvalk is de specialist in het vangen van muizen. Ongeveer 85 % van het voedsel van de Torenvalk bestaat uit muizen, vooral veldmuizen. Vogels en insecten vullen het menu aan, waarschijnlijk vooral in jaren met een lage stand van de veldmuis. De muizen worden dikwijls door middel van bidden bemachtigd. Tijdens dit stil hangen met zijn kop in de wind neemt de Torenvalk vooral bewegingen waar, maar de Torenvalk kan ook urinesporen zien. Als een muis beweegt ziet de Torenvalk hem. Meestal zie je de Torenvalk dan zakken tot enkele meters boven de prooi. Daarna valt hij als een steen boven op de prooi. Wie denkt dat de muis geen kans heeft, heeft het mis. Van de tien keer dat een Torenvalk probeert een prooi te bemachtigen lukt dit hem maar één keer.
Broeden
Meestal broeden Torenvalken in een open omgeving of aan de randen van bossen. Tegenwoordig broeden veel Torenvalken in de zogenaamde Torenvalkenkasten. Dit zijn halfopen kasten die zeer in trek zijn bij de Torenvalken. Meestal zie je ze hangen aan palen in grote open weilanden. Naast de kasten maken Torenvalken gebruik van oude kraaiennesten, zelf bouwt de Torenvalk geen nest. Torenvalken kunnen al in hun eerste jaar tot broeden komen. Tussen eind maart en eind mei (langste periode) worden de eieren gelegd. De gemiddelde legsel grootte bedraagt 5,3 eieren, dit is groter in muizenrijke jaren en na zachte winters. Gemiddeld vliegen er 4,6 jongen uit. De paren die in Torenvalkenkasten broeden zijn over het algemeen succesvoller dan de Torenvalken die broeden in kraaiennesten. De levensverwachting voor Torenvalken is gering, gemiddeld 1,4 jaar (voor volwassen vogels iets langer dan voor jonge vogels).
Aantallen in Nederland
In de jaren zestig was door het pesticidegebruik in de landbouw het aantal Torenvalken laag. In de jaren zeventig trad er herstel op, met een top in 1974 - 1975 (goede muizenjaren). Aantal fluctuaties onder invloed van de veldmuizencyclus vlakten daarna af en Torenvalken vertoonden een constante achteruitgang. De hoge veldmuizenstand in 1989 - 1990 resulteerde echter in een tijdelijk herstel tot het niveau van de jaren zeventig om daarna weer af te nemen. Naar schatting broeden er elk jaar ongeveer 3000 - 6000 paren in Nederland.
Aantallen in onze omgeving
In 1990 broedden er in de Maashorst 8 paren. Dat zijn er tegenwoordig veel minder, ongeveer 4. In het hele werkgebied zijn het er ongeveer 15. De meeste daarvan broeden in nestkasten, maar niet elke nestkast staat op een plek die nog geschikt is.