Sperwer, Accipiter nisus, 28-38 cm
Herkenning
De Sperwer is vanaf grote afstand te herkennen aan de lange smalle staart, de korte ronde vleugels en de karakteristieke manier van vliegen. Hierbij maakt de Sperwer enkele snelle vleugelslagen, waarbij de vogel enigszins stijgt, gevolgd door een langere glijvlucht met een langzaam dalende koers. Het vrouwtje is aanzienlijk groter dan het mannetje. Allebei hebben ze een grijs bovenkleed en een wit gebandeerd onderkleed. Bij het mannetje zie je verder nog dat het witte onderkleed een oranjerode tint heeft. De Sperwer lijkt veel op de Havik, maar de grootte is hier vooral het verschil. Het kleine mannetje Havik is nog duidelijk groter dan het grote vrouwtje Sperwer. De vorm van de staart helpt ook bij herkenning, die is recht afgesneden bij een Sperwer en meer afgerond bij een Havik.
Biotoop
Vroeger vooral in bossen, tegenwoordig meer en meer in tuinen en parken. Moet prooi kunnen verrassen, dus niet in heel open landschap. Mannetjes jagen blijkbaar meer in het bos. Kan ver van nest voedsel zoeken.
Voedsel
Sperwers zijn snelle, wendbare jagers die hun gevleugelde prooi vanuit dekking proberen te overrompelen. De Sperwer maakt excellent gebruik van het terrein, waarbij hij door sloten vliegend, achter hagen vliegend, plotseling tevoorschijn komt en probeert een nietsvermoedende prooi te pakken. De Sperwer is een uitgesproken vogelvanger, waarbij Koolmees, Spreeuw, Huismus, Vink en Roodborst de belangrijkste prooidieren zijn. Het vrouwtje pakt ook wel eens grotere prooien, zoals lijsters, Spreeuwen en Gaaien. Vooral in de winter zie je veel Sperwers rondom de huizen, omdat daar vooral door onze wintervoedering vogels aanwezig zijn. De aanwezigheid van Sperwers valt op door zijn plukplaatsen. Dit zijn dikwijls kleine verhogingen, zoals boomstammen waarop de Sperwer zijn prooidieren eerst plukt alvorens ze te eten.
Broeden
Sperwers broeden in bossen, waar zowel naald- als loofbomen worden gekozen. Dikwijls bevindt het nest zich op de halve hoogte van een boom, ongeveer 7,5 meter hoog. Meestal worden in april/mei 3 tot 7 eieren gelegd. Het bebroeden van de eieren duurt ongeveer 40 dagen. De jongen blijven daarna nog 25 - 30 dagen op het nest alvorens ze uitvliegen. Vlak voordat ze uitvliegen klauteren ze over de takken van de nestboom, ze worden dan takkeling genoemd. Gemiddeld vliegen er 3,9 jongen per succesvol paar uit. Na strenge en koude winters worden minder jongen vliegvlug dan na een milde winter. Dit komt doordat in een strenge winter veel vogels (het voedsel van de Sperwer) doodgaan, zodat er in de zomer minder voedsel voorradig is. De oudste Sperwers kunnen 7 - 12 jaar oud worden. Gemiddeld genomen worden Sperwers maar 2 jaar oud. Dit komt doordat meer dan de helft van de jonge Sperwers niet ouder wordt dan 1 jaar.
Aantallen in Nederland
In de jaren vijftig broedden er ongeveer 750 paren in Nederland. Door pesticidegebruik in de landbouw daalde dit naar 200 - 300 paren in de late jaren zestig. In 1978 telde de populatie 1200 paren. Vanaf 1990 broeden er in Nederland elk jaar ongeveer 3500 - 4000 paren, nu iets minder; 3000 - 3600. Vooral op de hogere zandgronden valt het op dat de soort min of meer stabiel blijft, wat betekent dat alle geschikte gebieden bezet zijn. Alleen een koude winter zorgt voor een tijdelijke inzinking van het aantal broedparen Sperwers.
Aantallen in onze omgeving
De aantallen in de Maashorst nemen al weer een tijd af, in 1996 werden er 11 broedparen vastgesteld op de Maashorst, in 2010 waren dat er 9 en de laatste inventarisaties zijn het er nog minder. Wel broeder er elders in kleine bosjes en in de dorpen nog Sperwers. In totaal voor de regio tussen de 9 en 15 broedpaar.