Rosse grutto, Limosa lapponica, 33 – 41 cm
Herkenning
Forse waadvogel met relatief lange poten en een iets opgewipte snavel. In de winter zijn ze bruin met wit gestreept, in de zomer hebben ze een rode kop, buik en borst. De ondervleugels zijn egaal wit en ze hebben een witte wig op de rug. Waar bij de Grutto het rood halverwege de buik ophoudt, loopt het rood bij de Rosse Grutto door tot aan de onderkant van de vogel. Ook hebben ze geen witte vleugelstreep zoals de Grutto. Ze hebben kortere poten dan de Grutto. Rosse Grutto’s zijn meestal in groepen en kunnen enorme afstanden afleggen. Sommige broeden in Alaska en overwinteren in Nieuw Zeeland (dit is ongeveer 11.000 kilometer!).
Biotoop
Buiten de broedtijd geven ze de voorkeur aan zandige kusten, vaak langs de waterlijn.
Voedsel
Met de lange gevoelige snavel wordt de bodem voortdurend afgezocht naar voedsel. Dit bestaat uit: wormen, weekdieren, krabbetjes, garnalen, maar ook insecten. Ze eten vaak in groepen, samen met andere steltlopers zoals Tureluurs en Wulpen. Ze draaien de kop als ze met de snavel in de grond zitten, in ondiep water is de kop dan niet meer te zien.
Broeden
Rosse Grutto’s broeden in het hoge noorden in moerassige toendra’s. Vooral het mannetje broedt de eieren uit. Het nest is een met plantaardig materiaal bekleed kuiltje op de grond. De twee tot vier eieren komen na drie weken uit en worden door beide ouders verzorgd. Na vier weken vliegen de kuikens uit.
Aantallen in Nederland
In de trektijd en winter langs de kust en op de wadden in grote dichte groepen vaak langs de waterlijn. Soms blijven enkele exemplaren overzomeren.
Aantallen in onze omgeving
Zeldzame doortrekker.