Oeverloper, Actitis hypoleucos, 18 - 20,5 cm

Oeverloper | Actitis hypoleucos
Oeverloper

Herkenning

De Oeverloper is een middelgrote ruiter met korte poten, een korte hals en een lange staart. Heeft een bruine kop, hals en rug en een witte buik. De witte buik loot door tot bijna op de rug in een witte streep (inkeping op zijborst). Vertoont kenmerkend gedrag; de kop en staart wippen voortdurend op en neer en hij heeft een in elkaar gedoken houding. Vliegt vlak boven het water met snelle trillende ondiepe vleugelslagen en met glijvluchten op afhangende vleugels. Heeft een heel goede schutkleur en wordt daarom vaak pas gezien als hij op de wieken gaat, om een stukje verderop weer neer te strijken. De witte vleugelstreep en donkere staart zijn dan zichtbaar.

Biotoop

Zand- en kiezelbanken in rivieren (snelstromende en trage rivieren) en kiezelstranden bij meren en waterbekkens, ook bij kreken en schorren aan de kust.

Voedsel

Allerlei kleine diertjes die voorkomen op de stenen, in de modder of in het water.

Broeden

De baltsvluchten van de Oeverloper zijn spectaculair, het mannetje cirkelt steeds hoger en laat een trillend gezang horen. Hij duikt op mannetjes op de grond, waarna flinke gevechten ontstaan. Het nest ligt meestal beschut tussen de oeverbegroeiing. Beide geslachten broeden de vier eieren uit, de kuikens komen na drie tot vier weken uit het ei. Het zijn nestvlieders die al gelijk hun eigen kostje bij elkaar kunnen zoeken. De Oeverloper kan letsel simuleren om indringers af te leiden.

Aantallen in Nederland

Rode lijstsoort die in Afrika overwintert. Tien tot twintig paren komen bij ons tot broeden, voornamelijk langs de grote rivieren. Profiteert hier van de nieuwe natte natuurontwikkeling. Verder doortrekker in grote aantallen.

Aantallen in onze omgeving

Vooral langs de Leijgraaf en de Aa, het Hemelrijk en de Hofmans Plassen in de trektijd waar te nemen.