Noordse Kwikstaart, Motacilla thunbergi, 15 – 16 cm
Herkenning
De levendige Gele Kwikstaart kent vele ondersoorten, waarvan de Noordse er een is. Deze verschilt van de gewone Gele Kwikstaart (met zijn grijze kop) door zijn donkere (zwarte) bovenkop zonder wenkbrauwstreep. Bij de Noordse Kwikstaart is de borst geel, de rug en vleugels olijfgroen met witte buitenste staartpennen. De staart is duidelijk korter dan die van de Grote Gele Kwikstaart. De Noordse Kwikstaart wordt ook als aparte soort beschouwd.
Biotoop
Komt vooral voor in Noord-Scandinavië. Ze geven de voorkeur aan vochtige graslanden en akkers met lage vegetatie.
Geluid
Voedsel
Vangen al rennend en fladderend allerlei insecten. Vandaar dat ze de voorkeur geven aan lage vegetatie. Soms eten ze ook teken en insecten van de ruggen van dieren.
Broeden
De Noordse Kwikstaart maakt net als de andere Gele Kwikstaarten als nest een fraai kommetje in het gras van fijne stengeltjes, haar en wol. De vier tot zes eieren komen na elf tot dertien dagen uit. De jongen verlaten het nest al voor dat ze kunnen vliegen. Ze worden dan op de grond door de ouders verzorgd. Ze kunnen na ongeveer zestien dagen vliegen. De ouders zijn zeer waakzaam.
Aantallen in Nederland
Doortrekker vooral in het oosten van Nederland.
Aantallen in onze omgeving
Schaarse doortrekker in onze omgeving. Vaak samen met Gele Kwikstaarten. De meeste worden bij de telposten op de Maashorst gezien, maar dat kan ook komen omdat er daar meer op gelet wordt.