Matkop, Poecile montanus, 12 - 13 cm
Herkenning
Lijkt veel op de Glanskop, van een afstand zijn Glanskop en Matkop bijna niet van elkaar te onderscheiden. De beste manier om ze uit elkaar te houden is het geluid dat ze maken en een vlekje op de ondersnavel dat alleen de Glanskop heeft. Niet makkelijk in het veld, maar op foto's vaak wel te zien. Andere kenmerken zijn meer aanwijzingen; van dichtbij kun je zien dat het petje van de Glanskop glanst en het petje van de Matkop dof is. De afscheiding tussen het zwarte petje en de witte wang loopt dwars door het oog en verder naar achter. De rug is bruingrijs met lichtere vleugelstreep, verder ongetekend, de buik is licht van kleur. De nek is dikker dan van de Glanskop, er wordt wel gesproken van een 'stierennek'. De Matkop komt meer voor dan de Glanskop, de Glanskop komt nĂet voor in ons werkgebied (wat het wel makkelijk maakt).
Biotoop
Vochtig loofbos en gemengd bos met veel ondergroei, maar ook droge naaldbossen, parken, houtwallen, mits er voldoende dood loofhout staat.
Geluid
De Matkop kan een aantal verschillende zangtypes laten horen. De meest gehoorde is een 4-6 keer herhaald djuuu-djuuu-djuuu-djuuu gevolgd door een pauze en dan weer een serie van 4-6. Deze djuuu tonen dalen in toonhoogte. Soms worden deze tonen vooraf gegaan door 2 korte hoge nootjes zi-zi. Als de Matkop een roofvogel ziet of een mens ontwaard dan laat hij een alarmroep horen zoals in de 2e opname. Dit is een sissend dzjjjj-dzjjjj.
Voedsel
Je zult de Matkop niet op voedertafels tegenkomen, hoewel buiten het broedseizoen wel zaden worden gegeten. In voorjaar en zomer eten ze insecten en hun eieren en larven, spinnen. Zoekt zijn voedsel in de lage begroeiing, maar komt zelden op de grond.
Broeden
Het vrouwtje hakt haar nest uit de stam van een dunne verrotte loofboom (berk of wilg). Het wordt alleen bekleed met wat houtpulp, konijnenhaar of wat veertjes. De zes tot negen eieren worden door het vrouwtje uitgebroed, het mannetje voert het vrouwtje tijdens het broeden. Het broedterritorium is groter dan bij de Koolmezen en Pimpelmezen. Twee weken broeden en twee weken voeren en de kuikens kunnen uitvliegen.
Aantallen in Nederland
Rode Lijst soort. Bij ons standvogel, de jongen willen nog wel eens trekken, maar nooit ver. De soort gaat behoorlijk hard achteruit, waarschijnlijk door verschillende klimatologische oorzaken. Nog maar 10.000 tot 15.000 broedparen.
Aantallen in onze omgeving
Was een vrij algemene broedvogel in de bossen van de Maashorst. Lijkt daar toch achteruit te gaan. Ook in andere boscomplexen.