Kleine Zilverreiger, Egretta garzetta, 55 – 65 cm
Herkenning
Middelgrote, slanke, zuiver witte reiger, sierlijk van vorm. Groter dan de Koereiger en echt kleiner dan de Grote Zilverreiger. De poten zijn zwart met heldergele tenen (veldkenmerk). Tijdens de vlucht steken de poten een klein stukje voorbij de staart, bij de Grote Zilverreiger een heel eind. De snavel is lang, spits en zwart. In de broedtijd heeft het mannetje twee lange sierveren aan het achterhoofd. Hiervoor werd hij vroeger vervolgd, omdat de dames deze veren graag op hun hoeden droegen. Is sinds de wettelijke bescherming sterk vooruit gegaan en komt sinds de jaren negentig steeds meer in Nederland voor. Bij ons zomervogel, die in de winter naar tropisch Afrika trekt. Enkele blijven ook hier overwinteren.
Biotoop
Bomen of struiken in het moeras met ondiep water, maar ook open droge grond, zeekliffen, zandplaten, kwelders en duinmeren.
Voedsel
In open ondiep water worden visjes en amfibieën gevangen (niet tussen grazend vee zoals de Koereiger). Ook worden insectenlarven, slakken en garnalen gegeten. Heeft een kenmerkende drukke manier van foerageren, waarbij hij heen en weer rent en zijn prooien opjaagt. Goede waterkwaliteit is een voorwaarde voor deze vogel.
Broeden
Nestelt in kolonies, vaak samen met andere reigersoorten, hoog in de bomen of in struiken. Op de Waddeneilanden wordt ook op de grond gebroed, waarschijnlijk omdat daar geen grondpredatoren zijn. Een oud Lepelaarsnest wordt vaak opgeknapt om in te broeden. Als een eigen nest wordt gemaakt, worden grassprieten, kleine takjes en rietstengels gebruikt.
Aantallen in Nederland
35 tot 76 broedparen en is gevoelig voor strenge winters. Komt vooral voor in het Deltagebied met elders enkele broedparen. Staat op de rode lijst als gevoelig, omdat er nog zeer kleine aantallen zijn.
Aantallen in onze omgeving
Verschillende keren waargenomen in de regio, waaronder een aantal met fotografisch bewijs. De meest bezochte vogel is die van Erp in 2017.