Kleine Bonte Specht, Dryobates minor, 14 - 16,5 cm
Herkenning
De Kleine Bonte Specht is de kleinste Europese specht, net zo groot als een Huismus. De rug is zwart met witte zigzag dwarsstrepen, de buik wit met lichte lengtestrepen. Het vrouwtje heeft een zwarte kop, het mannetje een rode. Er is geen rood bij de onderbuik, zoals bij de Grote Bonte Specht. Klimt met het grootste gemak langs de onderkant van dikke takken. Leidt buiten de broedtijd een verborgen leven en heeft en golvende vlucht. Fladdert vaak hoog tussen de takken.
Biotoop
Oude loofbossen, boomgaarden en parken met voorkeur voor zacht dood hout.
Geluid
De Kleine Bonte Specht is buiten het broedseizoen erg rustig en de beste tijd om de zang, roep of roffelen te horen is in de maanden april, mei en juni. De roep van de Kleine Bonte Specht is een snel herhaald kie-kie-kie. De roffel is ook speciaal. Deze klinkt zacht en hoog (afhankelijk van het materiaal waarop hij roffelt kan dit variëren). Het bijzondere is dat de roffel niet afneemt in snelheid of in hoogte van het geluid. Bij de Grote Bonte Specht daalt de snelheid aan het eind van elke roffel en wordt het geluid iets lager. Op de opname kun je horen dat de Kleine Bonte Specht steeds op een ander stuk van de berkentak roffelt.
Voedsel
Voornamelijk insecten, die van de takken en bladeren gehaald worden, soms ook uit de lucht.
Broeden
Zet het broedterritorium af door snel roffelen (naaimachine) en een korte scherpe kie-roep. Hij hakt zijn eigen nest uit met de spitse snavel, vaak in een zijtak. Aan het einde van en naar beneden gebogen gang ligt de nestkamer. Heeft de voorkeur voor zacht dood of stervend hout (berk, wilg, els, populier). De eieren worden twee weken bebroed. De kuikens zijn nestblijvers en komen kaal en hulpeloos uit het ei. Ze worden nog drie weken gevoerd door beide ouders.
Aantallen in Nederland
5000 - 6500 broedparen in Nederland.
Aantallen in onze omgeving
In 1996 nog maar vier broedparen, in 2002 18 en nu ongeveer 50 broedparen in onze omgeving. Breidt zich uit door het ouder worden van de bossen en door het omvormen van productiebos naar meer natuurlijk bos. Ook blijven tegenwoordig dode bomen vaker staan. Bij ons standvogel.