Keep, Fringilla montifringilla, 14 – 16 cm
Herkenning
De Keep lijkt op de Vink, maar heeft in de vlucht een opvallende witte stuit en geen witte staartzijden. Heeft ook minder wit op de vleugels. Wij zien hem zelden in broedkleed, in de winter is hij fletser van kleur, de kop meer grijs, de snavel geel. Als de winter bijna voorbij is worden de kop, staart en rug steeds zwarter. De keel, schouders en borst zijn oranje, de buik wit en de snavel zwart.
Biotoop
Komt vooral in grote naaldbossen en berkenbossen voor. Bij ons vooral wintergast en wordt dan vaak gezien met grote groepen Vinken.
Geluid
De naam Keep is afgeleid van zijn nasale roep.
Voedsel
Zaden (beukennootjes, onkruidzaden, dennenzaden, bessen, granen), maar in de zomer ook insecten. Foerageert vaak op de grond. Ze worden vaak langs beukenlanen gezien, samen met Vinken.
Broeden
Broedt vooral in Scandinavië en Rusland. Het nest wordt meestal gebouwd in de takvork van een berk of spar. Het is een komvormig bouwsel van gras, gevoerd met haartjes en veertjes. Er worden vier tot vijf eieren gelegd. Broedt soms in kleine kolonies van twee tot acht broedparen.
Aantallen in Nederland
Kepen vertonen een onvoorspelbaar trekgedrag, afhankelijk van waar voedsel te vinden is. Het is afhankelijk van de beukennootjesoogst en sneeuwval in oost Europa. Als het bij ons lang koud is, blijven de Kepen hier langer hangen. 0 – 5 broedparen, in de winter grote aantallen overwinteraars.
Aantallen in onze omgeving
Broedt niet in onze omgeving.