Groenling, Chloris chloris, 14 – 16 cm
Herkenning
Algemeen voorkomende ‘gespierde’ groengele vinkachtige met een krachtige, conische, wit-roze zaadsnavel. De brede gele vleugelstreep en de gele gevorkte staart vallen vooral in de vlucht op. Deze vlucht is golvend en de vleugels worden steeds even gesloten. In de broedtijd zijn de mannetjes felgroen en de vrouwtjes wat groen-bruinachtig van kleur. De jonge Groenling is zwak gestreept. Staat bekend om zijn nasale langgerekte tonen, die hij vaak vanaf een hoge zangpost laat horen. De Groenling houdt van baden. In de winter foerageren ze in grote groepen, samen met andere vink-achtigen.
Biotoop
Parken met coniferen en rozenbottels, tuinen in dorpen en steden, bosranden, boomgaarden, begraafplaatsen en kreupelhout.
Voedsel
Bramen, zaden van rozenbottels, onkruiden en grassen, iepenootjes, haagbeuknootjes, zonnebloempitten, zaadmantels van de taxus, in de broedtijd ook insecten. Wordt in de winter ook op de voedertafel gezien, er worden dan veel pinda’s gegeten.
Broeden
Broedt graag in groenblijvende bomen en struiken zoals klimop. Het nest is een slordige omvangrijke kom van takjes, stengels en mos, gevoerd met worteltjes, haren en veertjes. Hij is gemaakt in een dichte, doornige struik, niet zo hoog boven de grond. Soms zitten er verschillende Groenling nesten in een struik. Twee weken broeden en twee weken voeren, zoals de meeste kleine zangers doen. Als alles meezit, kunnen er per jaar wel drie legsels grootgebracht worden.
Aantallen in Nederland
Onze broedvogels zijn over het algemeen standvogels. Enkele groepen trekken in zuidwestelijke richting. 65.000 tot 100.000 broedparen. Vanaf circa 2016 nemen de aantallen af door een ziekte: het Geel (trichomonose).
Aantallen in onze omgeving
Ook in onze omgeving een algemene broedvogel.