Gele Kwikstaart, Motacilla flava, 15 - 16 cm
Herkenning
Slanke vogel met een lange staart, waarvan de buitenste staartpennen helderwit zijn. Heeft verder een blauwgrijze kop met witte oogstreep, olijfgroene rug en felgele onderdelen. Er zijn veel ondersoorten, zoals de Engelse Gele Kwikstaart (soms als soort beschouwd) met een groengele kop, of de Noordse met een donkergrijze kop. Heeft een kenmerkende korte roep die hij in de vlucht laat horen. Het zijn erg waakzame vogels. Dankt zijn naam aan de steeds op en neer wippende staart.
Biotoop
Vochtig bouwland of weiland, vaak in de buurt van water. Vermijdt stedelijk gebied en aaneengesloten bos.
Voedsel
Voornamelijk grote vliegende insecten zoals vliegen en kevers, die hij vanaf een uitkijkpost verrast. Eet ook wel rupsen en larven.
Broeden
Gele Kwikstaarten hebben een mooie balts, met uitgespreide trillende veren fladdert het mannetje boven het vrouwtje of loopt steeds rondjes om haar heen. Het nest is erg moeilijk te vinden, het wordt in een kuiltje bebouwd met grasjes, worteltjes en stengels. Het wordt gevoerd met koeienhaar of paardenhaar. Het vrouwtje broedt meestal zes eieren uit, na 10 tot 13 dagen vliegen de jongen uit.
Aantallen in Nederland
Staat als gevoelig op de Rode lijst, heeft rust, ruigte en insecten nodig. Bij ons zomergast, overwinterd in Afrika. Gaat door intensief graslandgebruik achteruit, nu nog 40.000 tot 70.000 broedparen in Nederland.
Aantallen in onze omgeving
Broedt in klein aantal rond Uden, bijvoorbeeld langs de Leijgraaf maar ook bij het Palmven (Maashorst).