Geelgors, Emberiza citrinella, 16 – 17 cm
Herkenning
Vrij groot (voor een gors) met een lange staart, roodachtig bruine stuit en geel in het verenkleed. Het mannetje is roestbruin en zwart-gestreept bovenaan en heeft ’s zomers een vrijwel geheel gele kop en wat donkere tekeningen op kruin en oorstreek. Het vrouwtje heeft minder geel dan het mannetje en is minder uitgesproken getekend.
Biotoop
Kleinschalig boerenlandschap met heggen, bosjes en houtwallen, aan bosranden, bij heidevelden, berkenweiden en kaalslagen.
Geluid
De Geelgors wordt soms ook het "Beethovenvogeltje" genoemd. De reden is dat zijn zang lijkt op het intro van de 5e symfonie van Beethoven. De Engelsen zeggen dat de zang doet denken aan "Brrrread, butterrrr and nooooo cheeeese". De roep is wat minder romantisch een harde "tsik" die telkens na 2-3 seconden herhaald wordt. Soms is een zacht voorslagje voor deze roep te horen.
Voedsel
Zaden, graan, bessen en insecten.
Broeden
Maakt een kommetje van stengels, gras, bladeren, mos en paardenhaar, verborgen op de grond of vlak boven de grond in de begroeiing. Legt 3-5 paars gespikkelde witte eieren die in 11-14 dagen door het vrouwtje uitgebroed worden. De jongen verlaten na 12-14 dagen het nest. Geelgorzen hebben vaak 2 – 3 broedsels per jaar.
Aantallen in Nederland
22.000 tot 27.000 broedparen.
Aantallen in onze omgeving
Vooral in en om de Maashorst is de Geelgors een algemene broedvogel met ongeveer 50 broedparen. Maar de aantallen gaan achteruit en rond Veghel is de soort de laatste 10 jaar bijna geheel verdwenen.