Fluiter, Philloscopus sibilatrix, 11 - 12,5 cm
Herkenning
De Fluiter lijkt op de Fitis en Tjiftjaf, maar met meer sprekende kleuren. De borst is geler, de buik is witter en het geel en wit zijn scherp gescheiden. De handpennen zijn langer, waardoor de staart korter lijkt. Heeft een brede heldergele wenkbrauwstreep boven een donkere oogstreep. De rug is grijsgroen en de veertoppen hebben donkere uiteinden. Tijdens de zang legt het mannetje zijn kop in de nek en laat hij zijn vleugels hangen. Komt pas naar Nederland als het blad aan de bomen zit en is daardoor vaak moeilijk te zien als groengele vogel tussen het groene blad.
Biotoop
Open hoge bossen, vooral beuken en eiken, hellingen, meestal met weinig ondergroei. In noord Europa ook in coniferen en naaldbomen.
Geluid
De zang is kenmerkend, beginnend met enkele hoge tonen, daarna lijkt de zang op een stuiterende knikker op een glasplaat en wordt steeds sneller.
Voedsel
Insecten en hun larven, spinnen.
Broeden
Het vrouwtje bouwt het nest, dat uit een kom van bladeren en gras bestaat en is op de grond gemaakt. Het is goed verborgen tussen het gras en ligt vaak tegen een helling. Het nest heeft een koepelvormig dak van gras, waardoor een soort zij-ingang ontstaat. Het wordt niet bekleed met veertjes, zoals de Fitis dat doet, maar met gras. Het vrouwtje broedt de eieren uit en het mannetje helpt met het voeren van de jongen. Omdat ze maar kort in Nederland zijn, wordt er maar één broedsel uitgebroed, meer tijd is er niet. Vanaf eind juli trekken ze al weer weg.
Aantallen in Nederland
Bij ons zomervogel, overwinterd in tropisch Afrika. 1800 - 3000 broedparen. De aantallen schommelen tussen de jaren, waarbij ongepaarde mannetjes met hun zang de tellingen moeilijk maken.
Aantallen in onze omgeving
In de Maashorst broeden enkele exemplaren, mogelijk niet elk jaar. De ongepaarde mannetjes kunnen dit beeld vertroebelen.