Nu in de regio: Huiszwaluw

Zwaluwen worden vaak verward met Gierzwaluwen, maar zijn daarmee volstrekt niet verwant. Ze behoren tot de zangvogelorde en vormen daarbinnen een aparte familie. De familie Hirundinidae omvat 93 soorten zwaluwen en onderscheiden zich in menig opzicht van de overige zangvogels. Ze hebben lange vleugels, een uitgerande tot diep ingesneden staart, kleine pootjes en een korte snavel die bovenmatig wijd kan worden opengesperd. Het zijn meestal trekvogels die lange reizen maken en brengen hoe dan ook veel tijd in de lucht door. Je zou de soorten binnen de zwaluwenfamilie in twee groepen kunnen indelen op grond van hun staartlengte. Langstaartige soorten zoals de Boerenzwaluw en de Purperzwaluw hebben sterk verlengde buitenste staartpennen. Langstaartige zwaluwen jagen dikwijls laag boven de grond en vliegen met uiterst vloeiende bewegingen. Zwaluwen met een korte, alleen maar licht uitgerande staart, zoals de Boomzwaluw en de Huiszwaluw, vliegen veel minder soepel en vloeiend. Omdat er in Europa ’s-winters weinig insecten rondvliegen, zijn zwaluwen gedwongen naar Afrika te vliegen en daar te overwinteren. In de herfst verzamelen ze zich in groepen en gaan dan eerst nog een tijdje veel eten door hele dagen te jagen. Zo leggen ze vetreserves aan, waarop ze kunnen teren tijdens de oversteek van de Middellandse Zee en de onmetelijke Sahara. Eenmaal aangekomen in hun winterverblijven vervangen ze hun verenkleed: ze gaan in de rui. Eind januari gaan de eerste al weer op weg naar het noorden. Tijdens de terugreis eten ze al vliegend insecten. De snelste zwaluwen keren halverwege maart in hun geboortestreek terug, maar de meeste bereiken hun reisdoel pas in april.

Verspreidingskaartje van de Huiszwaluw
Verspreidingskaartje van de Huiszwaluw

Volwassen Huiszwaluwen hebben blauwzwarte bovendelen, witte onderdelen, een witte stuit en wit bevederde poten. Bij het vliegbeeld valt naast de witte onderdelen en de witte stuit ook de vrij ondiep gevorkte staart op. Bij jacht op insecten vliegen Huiszwaluwen snel en soepel en vaak erg hoog, al scheren ze ook wel eens rakelings over het gras of het water. Huiszwaluwen eten vrijwel uitsluitend gevleugelde insecten die ze in de vlucht vangen. Ze zijn vooral verzot op vliegen en muggen, kevers en bladluizen. De Huiszwaluw is nog heel algemeen en wijdverbreid, zowel in Europa en Azië als in Afrika, maar hij lijdt zwaar onder de vele activiteiten van mensen in zijn leefgebied. De grootste schade wordt veroorzaakt door het overmatig gebruik van pesticiden, het wegnemen van bronnen van nestmateriaal en de vernietiging van nestplaatsen. Ooit nestelde de Huiszwaluw op steile rotswanden, maar hij heeft zich aan de aanwezigheid van mensen aangepast en zoekt nu vaker steden en dorpen op om te broeden. Anders dan de Boerenzwaluw, die zijn nest binnenhuis, op zolders en in schuren aanlegt, zoekt de Huiszwaluw daarvoor een plekje aan de buitenkant, tegen een pui van gebouwen; wel altijd op een beschutte plaats, bijvoorbeeld onder een dakgoot of kroonlijst. De Huiszwaluw komt overal in Europa voor, van zeeniveau tot op meer dan 2000m hoog in gebergten. Bij de keuze van zijn broedgebied laat hij zich leiden door verschillende criteria: er moeten gebouwen of andere geschikte broedplaatsen zijn, er moeten veel insecten rondvliegen en er moet lemige modder te vinden zijn. Het broedareaal van de Huiszwaluw omvat Noordwest-Afrika, Europa en de gematigde delen van Azië, inclusief de Himalaya en aangrenzende berggebieden. Het aantal broedparen in Nederland wordt geschat op 70.000 tot 100.000. (Sovon). De vogels overwinteren in Sub-Sahara en in Zuid- en Zuidoost-Azië. Al met al heeft de Huiszwaluw dus een vrij groot verspreidingsgebied, maar hij ontbreekt volledig in de Nieuwe Wereld. De nesten worden zowel door de mannetjes als de vrouwtjes vervaardigd van een mengsel van modder, speeksel en dunne stootjes. De modder moet lemig of kleiig zijn (dus zeer fijnkorrelig) en goed kneedbaar zijn. De nesten zijn kwartbolvormig en hebben een nauwe, ronde opening aan de bovenkant, waardoor nestrovers worden buitengehouden. Als het weer meewerkt dan kunnen zwaluwen binnen enkele dagen zo’n nest bouwen. Daarbij werken de leden van een broedkolonie eendrachtig samen. De mannetjes dragen balletjes leem en stro aan, waaruit de vrouwtjes geleidelijk nestwanden boetseren. De leg begint in april. Het vrouwtje legt drie tot vijf witte eitjes in de nesten die daarna door beide ouders in twee weken worden uitgebroed. De jongen zijn drie weken na het uitkomen vliegvlug.

Huiszwaluw ©Toy Janssen
Huiszwaluw ©Toy Janssen
Huiszwaluw ©Toy Janssen
Huiszwaluw ©Toy Janssen
Huiszwaluw ©Toy Janssen
Huiszwaluw ©Toy Janssen

Dick Slaa