Nu in de regio: Graspieper-Boompieper
Wereldwijd zijn er ongeveer 46 soorten piepers bekend. Deze zangvogels zijn vaak lastig uit elkaar te houden, want ze hebben een sterk overeenkomstig streperig verenkleed. Bijna alle piepers behoren tot het geslacht Anthus. Het determineren van Anthus soorten is meestal een moeilijke opgave, omdat mannetjes en vrouwtjes uiterlijk eender zijn en de jongen sterk op de volwassenen vogels lijken. De lengte van de piepers varieert van 14 tot 20 cm. Het zijn altijd tengere, slank gebouwde vogels met een bruine, donker gestreepte mantel, lichte wenkbrauwstreep en een lichte maar vaak donker gevlekte of gestreepte borst. Met hun dunne, puntige snavel zijn het echte insecteneters. De lange ranke poten zijn voorzien van een sterk ontwikkelde achterteen en lange nagels. Van de 7 soorten piepers die in ons land voorkomen zijn de Duinpieper, de Grote Pieper, de Waterpieper en de Roodkeelpieper in onze regio zeldzaam tot zeer zeldzaam. De Oeverpieper leeft het hele jaar door aan zeekusten en is in onze regio nog nooit waargenomen. We leggen in deze “Nu in de regio” daarom de focus op de Graspieper en de Boompieper.
Graspieper
De Graspieper is een kleine bruinachtige zangvogel met naar olijfgroen zwemende bovendelen vol donkerbruine streepjes; keel, borst en flanken zijn witachtig met een fijne, bruine streping die op de gelige buik ontbreekt. Volwassen dieren hebben lichtbruine pootjes. Bij de jonge dieren zijn die mooi roze. Van de andere piepers verschilt de Graspieper door de veel vagere wenkbrauwstreep. De Graspieper is een algemene zangvogel in West-Europa, ook bij ons. Zijn broedareaal strekt zich overigens veel verder uit, van Oost-Groenland tot West-Siberië. Het is een onopvallende vogel, maar goed te herkennen aan zijn zang, uitgevoerd tijdens een bijzondere zangvlucht. Hij leeft in open vochtige terreinen en eet in hoofdzaak insecten. Graspiepers voelen de directe gevolgen van ontwatering en drooglegging van natte terreinen zoals venen en drassige graslanden. Onze broedvogels vertonen meestal trekgedrag, maar zuidwaarts neemt het aantal standvogels toe en blijkbaar versterkt zich die neiging nog. In de broedtijd leven Graspiepers apart. De mannetjes verdedigen dan een klein territorium rondom het nest. Nadien zoeken ze meer elkaars gezelschap. Naarmate je dan in hun leefgebied doordringt zie je ze achter elkaar opvliegen en verderop neerstrijken. Ze foerageren dan ook in troepjes en ’s-nachts komen ze bij honderden of zelfs duizenden samen op slaapplaatsen in hoge kruidruigtes of rietlanden. Ook tijdens de trek verplaatsen ze zich in zulke grote zwermen. Door achteruitgang van hun prooidieren krijgen deze vogels minder te eten, leggen ze minder eieren en nemen ze in aantal af. Graspiepers zijn slecht bestand tegen strenge winters maar zolang kwakkelweer blijft, vertonen de dieren weinig lust uit hun broedplaatsen te vertrekken.
Boompieper
De Boompieper is een kleine, bruine zangvogel van min of meer open landschappen met veel grasland of andere lage begroeiing, maar ook houtwallen, bosranden of verspreide bomen om tijdens het zingen op te zitten. Ze hebben in tegenstelling tot de Graspieper een duidelijke lichte wenkbrauwstreep. Verder hebben ze een donker gestreepte kop en rug. De poten zijn bleekroze. Boompiepers broeden en foerageren op de grond, maar zitten hoog in een boom te zingen, te baltsen en hun territorium te bewaken. Hij komt algemeen voor in grote delen van Europa, ook in ons land en laat zich gemakkelijk observeren. Dan echter blijkt hij uiterlijk lastig te onderscheiden van andere piepers. Goede kennis van de roepgeluiden en de zang is bij determinatie dan ook onmiskenbaar. De vlucht is krachtig maar allesbehalve regelmatig. Boompiepers zijn trekvogels. Na de zomer keren ze hun broedplaatsen de rug toe en vertrekken ze naar sub-Sahara-Afrika, het Arabisch Schiereiland of Zuid-Azië om daar te overwinteren. Eind juli wordt er geruid en houden de mannetjes op met zingen. Dan beginnen de dieren zich meer te verspreiden, een teken dat de herfsttrek voor de deur staat. Begin augustus nemen de eerste individuen afscheid van hun territorium en zetten koers naar het zuiden. Enkele weken later verlaten de boompiepers massaal hun broedplaatsen en beginnen ze aan de lange reis naar de savannen in tropisch Afrika. Het verblijf in de winterkwartieren duurt in feite maar kort. Sommige vogels zijn al in maart terug in ons land, maar de hoofdmacht komt in april of mei aan.
De najaarstrek van de Graspieper begint in september en loopt door tot november met de piek eind september/begin oktober. In zachte winters blijven flinke aantallen overwinteren. In de vlucht maakt de Graspieper een donkere indruk. De vlucht is niet heel snel, en onregelmatig golvend, waardoor die en wat schokkerige indruk maakt. Vliegt solitair, in kleine groepen en bij goede trek in grote losse groepen, waarbij de vogels voortdurend vocaal contact houden. De trekroep is een ijl, afgemeten sip, meestal dubbel of driemaal herhaald met behoorlijke variatie, maar altijd stijgend van toon.
Bron najaarstrek: Veldgids Vogeltrek (Dick de Vos/ Sam Gobin)
De Boompiepers uit Nederland, Scandinavië en Noord-Duitsland trekken vanaf eind juli tot begin oktober naar hun overwinteringsgebieden ten zuiden van de Sahara. Het hoogtepunt van de najaarstrek is eind augustus en begin september. In de vlucht maakt de Boompieper nauwelijks groter dan de Graspieper een iets langgerektere indruk mede door de lange staart en langere vleugels. De licht buik contrasteert met de donkere borst. Vliegt in vergelijking met de Graspieper regelmatiger en sneller en ook vaak solitair. De trekroep van de Boompieper is schril en onzuiver raspend, dalend pzie. De roep wordt soms afgewisseld met de alarmroep: een zacht suut.
Bron najaarstrek: Veldgids Vogeltrek (Dick de Vos/ Sam Gobin)
Dick Slaa