Omdat Nederland aan zee ligt en het de delta is van Rijn, Maas en Schelde, is het altijd een waterrijk land geweest. Een land van plassen en moerassen. Kortom het domicilie van veel soorten water- en moerasvogels. Watervogels die zich over het algemeen goed laten waarnemen, terwijl moerasvogels zich meer schuilhouden en je hun aanwezigheid vaak alleen via geluid kunt achterhalen.
Bij natuurliefhebbers staan water- en moerasvogels vaak wat minder in de belangstelling, terwijl het toch heel interessante vogels zijn. IVN-Uden heeft gemeend dit soort vogels eens een keer wat meer op de voorgrond te moeten plaatsen en doet dit middels een lezing.
In deze presentatie gaat Gerard Compiet wat dieper in op de specifieke leefwijze en de daartoe aangepaste lichaamsbouw van water- en moerasvogels. Zo is het lichaam bij eenden, ganzen en zwanen bootvormig waarbij de poten naar achteren zijn geplaatst. De tenen zijn vaak groot en van zwemvliezen voorzien. Reigerachtigen en lepelaars waden met hun lange poten door het water en hebben vaak een forse snavel. De poten van moerasvogels zijn in veel gevallen uitgerust met lange (soms gelobde) tenen zodat ze niet in de drassige bodem wegzakken.
Voorts wordt aandacht besteed aan veldkenmerken, geluid, voedsel, balts- en broedgedrag, paring, verzorging van de jongen, predatie, trekgedrag en aantalsontwikkeling.
In de lezing komen futen, aalscholvers, reigers, lepelaars, zwanen, ganzen, zwemeenden, duikeenden, zaagbekken, rallen en bleshoenders aan de orde. Allemaal vogels die in de buurt voor (kunnen)komen.