Kleine Mantelmeeuw, Larus graellsii, 48 - 56 cm
Herkenning
Lijkt op de Grote Mantelmeeuw, maar is kleiner, slanker, heeft spitsere vleugels en een minder massieve snavel (met rode punt). Is nauw verwant aan de Zilvermeeuw, soms vormen Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen broedparen. Heeft pas na vier jaar het volwassen kleed, de dekverven zijn dan donkergrijs en de poten geel (Grote Mantelmeeuw heeft roze poten). De kop, hals en borst zijn wit, in de winter is de kop gestreept. Vliegt met langzame afgemeten vleugelslagen met veel zwenkingen en glijpauzes. Er zijn ook enkele ondersoorten met kleine verschillen.
Biotoop
Komt voor langs kusten en bij meren, broeden in de duinen, op kwelders en zandplaten. Overwinteren langs de Spaanse en Afrikaanse kusten.
Voedsel
Zijn 'alleseters' eten vrijwel alles, van aas tot afval van vuilstortplaatsen. Eten ook kuikens van andere vogels. De kustbroeders gaan ver de zee op om te vissen (verder dan Zilvermeeuwen). Achtervolgen andere vogels om hen te dwingen hun voedsel uit te braken.
Broeden
Broeden in kleine kolonies. Het nest bestaat meestal uit een flinke hoeveelheid plantenmateriaal, hiermee voeren ze een ondiep kuiltje. Heeft de voorkeur voor een vlakke bodem. De drie eieren worden in drie en een half tot vier weken uitgebroed. De ouders moeten voortdurend alert zijn op soortgenoten die de kuikens willen opeten.
Aantallen in Nederland
58.500 - 72.000 broedparen in Nederland, dit is zeven keer zoveel als 25 jaar geleden (in 1977 9700 broedparen).
Aantallen in onze omgeving
Broedt niet in onze omgeving.