Glanskop, Parus palustris, 11,5 - 13 cm
Herkenning
Van een afstand zijn Glanskop en Matkop bijna niet van elkaar te onderscheiden. Van dichtbij kun je zien dat het zwarte petje van de Glanskop glanst en het zwarte petje van de Matkop dof is. De afscheiding tussen het zwarte petje en de witte wang loopt dwars door het oog en verder naar achter. De rug is bruingrijs en ongetekend, de buik is licht van kleur. De zang is heel verschillend. Voegt zich in de winter bij groepjes mezen om gezamenlijk voedsel te zoeken. Is veel zeldzamer dan de Matkop.
Biotoop
Hoog opgaand loofbos (eik beuk), parken, buitenplaatsen en boomgaarden.
Voedsel
Insecten en hun eieren en larven, spinnen. In de winter worden veel beukennootjes gegeten, ook andere zaden en bessen.
Broeden
De Glanskop hakt niet zijn eigen nest uit, maar gebruikt bestaande holtes. Hierin maakt ze een komvormig nest, wat met haar of een paar veertjes gevoerd wordt. Het broedende vrouwtje wordt door het mannetje gevoerd. Twee weken broeden en twee weken voeren, hierna zijn de kuikens vliegvlug. Ze hebben eerst nog een bruiner kopje dan hun ouders. Het broedterritorium is ongeveer 4 hectare groot.
Aantallen in Nederland
Standvogel, zelfs de jongen vestigen zich binnen 1000 meter van hun geboorteplaats. 12.000 tot 15. 000 broedparen, vooral in midden en oost Nederland.
Aantallen in onze omgeving
In 2002 is er één broedpaar in de Maashorst aangetroffen.